Schrijver, regisseur of uitgever?
‘In heel mijn werkende leven ben ik een verhalenverteller en dat zal ik blijven. Vanaf de eerste keer dat ik een toneelstuk uit het Amerikaans-Engels vertaalde[1], tot Alles wordt prachtig[2], de radiodramaserie die ik in 2016 in opdracht van AVROTROS schreef, het ging altijd om het vertellen van verhalen. Het is een passie, evenals de afgewogen vormkeuze voor ieder project. Theater, film, televisiedrama: beeld en geluid. Boeken: taal en tekst. Spannender combinaties zijn er niet.’
Roadtrip
Televisie hadden we thuis niet. Ik luisterde naar de radio en las ongelooflijk veel. Fictieve reisverhalen. Verhalen van Karl May verslond ik, over Winnetou, Old Shatterhand, Kara Ben Nemsi en Hadji Halef Omar. Spelen met andere kinderen vond ik niet spannend. Ik bouwde liever hutten in bomen, daar las ik, in de stilte en rust van het bos. Lezen is voor mij – nog steeds – het maken van een roadtrip.
Een heftige toneelervaring had ik op mijn vijftiende. Met een vriendinnetje van school kocht ik kaartjes voor de schouwburg in Utrecht, voor Who’s afraid of Virginia Woolf met Ank van der Moer en Han Bentz van den Berg. De voorstelling kwam aan als een mokerslag. Bij de speelfilm Kramer vs. Kramer rolden de tranen over mijn wangen. In beide gevallen had ik het gevoel dat het over mij ging. Mijn verlangen groeide om dat soort verhalen zélf te kunnen vertellen. Ik realiseer me nu dat die behoefte te maken had met macht willen hebben over tijd en ruimte. Ik heb dertig jaar televisiedrama gemaakt om dat soort emoties bij kijkers op te roepen.
Authenticiteit
Kernwoorden zijn voor mij: dichtbij, emotie en inhoud. Je moet dicht bij jezelf blijven. Authenticiteit is belangrijk. Fictie moet iets teweeg brengen bij de lezer. Ik wil werk en persoonlijk leven van de belangrijkste karakters in Severyn & Govaert combineren met actuele, maatschappelijke thema’s. Daarnaast moeten mijn boeken ontspanning brengen, uitnodigen tot de roadtrip die ik vroeger zelf maakte.
Elke dag kom ik nieuwe verhalen tegen, op internet, in de krant of op straat. Dat is oneindig, verhalen zijn er altijd. Fictie is een fantastisch middel, je kunt er de nauwelijks te verteren werkelijkheid mee verdichten tot hanteerbare proporties.
Eerst theater, daarna televisie, nu boeken.
Ook nu blijf ik nog steeds een verhalenverteller. Eerst theater, daarna televisie, nu boeken. Mijn grootvader was uitgever, het zit in mijn bloed. Ik geef uit in eigen beheer omdat ik wil dat inhoud en vormgeving van mijn boeken worden zoals ík dat bedacht heb. Niet volgens de sjablonen en ongeschreven, naar binnen gerichte wetten van commercieel denkende uitgeefconcerns. Ik hecht aan zelfstandigheid en een eigen gezicht, afwijken van de grijze middenmoot. Het allerbelangrijkst in alles wat ik doe blijven de verhalen. De zoektocht daarnaar houdt me gaande, ik ben nog lang niet uitverteld. In dit vak bestaat geen pensioen.’
[1] Cancer, geschreven door de Amerikaanse toneelschrijver Michael Weller, over het samen-leven-en-wonen van acht studenten op een zolderappartement in een universiteitsstad in midden jaren zestig van de vorige eeuw. In 1971 vertaald in opdracht van de Delftsche Studenten Tooneel Vereniging.
[2] Een radiodramaserie over de aanhouding, veroordeling en opsluiting van een man die verantwoordelijk wordt gehouden voor vijftien moorden. Gebaseerd op A wanted man, een BBC-dramaserie geschreven door Malcolm McKay.