Skip to content

Op zoek naar emoties

Algemeen Dagblad, 2 mei 1992 – Mirjam Keunen

‘Drama maken is een soort chemie’

(…) De verhalen die hij op de televisie laat zien moeten héél even iets los maken: een lach, een traan, een moment van bezinning of een gevoel van woede. Het meest vreselijke is als het de kijkers koud laat, als het alleen maar het ene oog in en het andere oog weer uit gaat. Als dat gebeurt is het voor Eric Oosthoek (43) mislukt. Morgenavond is bij de IKON de laatste aflevering van dit seizoen te zien van Oog in Oog. Oosthoek was twee seizoenen lang eindre­dacteur en regisseur van deze dramareeks. Aan verscheide­ne Nederlandse en Vlaamse auteurs vroeg hij een kort te­levisiespel te schrijven waar­in het leven, de twijfels en de keuzen van een persoon cen­traal staan. Die verfilmde hij met veelal gerenommeerde ac­teurs die de aflevering in hun eentje droegen. Dat leverde verrassende, ontroerende en diepgravende maar ook amusante, flinter­ dunne en aan de oppervlakte blijvende ‘monologen’ op. Ma­ry-Lou van Steenis in een ver­haal van journaliste Jantiene van Asch. Titus Muizelaar in een spel geschreven door Ischa Meijer. Cox Habbema in een aflevering van Don Dekker. Oog in Oog krijgt het volgende seizoen een vervolg. Aan die derde reeks leveren veel auteurs hun medewer­king onder wie Vonne van der Meer, Jeroen Brouwers, J. Bernlef, Jan Wolkers, Willem Wilmink, Annemarie Oster, Willem Brakman, Haye van der Heijden en Robert Long. (…) Vijftien jaar geleden maak­te Oosthoek de overstap van toneel naar televisie. Bij de IKON vroegen ze hem een dra­ma-afdeling op te zetten. Hij maakte gedurende tien jaar vooral jeugdseries. Werkte veel met schrijvers Hugo Hei­nen, Carel Donck en Willem Capteyn, vaak met jongeren die nog nooit geacteerd had­den. Met een deel van dat werk won hij een aantal prij­zen op internationale televi­siefestivals. ‘In het theater maakte ik politiek-activerend theater. Die betrokkenheid bij de maatschappij is nooit verdwenen. Dat past ook heel erg bij de IKON. Wij willen drama maken dat ergens over gaat. Dat geworteld is in de samenle­ving. Zonder te moraliseren overigens.’

Is dat met Oog in Oog ook het geval?
‘Jazeker. Alleen in een an­der verband dan bij voorbeeld met Sanne; dat ging over een politiek-maatschappelijk on­derwerp als kernwapens. Nu worden telkens verschillende dingen aangestipt. Oorlogs­verslaggeving, Tweede We­reldoorlog; euthanasie, maar ook trivialere dingen zoals ja­loezie, eenzaamheid en echt­scheiding. Alles met een po­ging om het niet zo loodzwaar te laten zijn als het klinkt.’

Maak je met een toneelachtergrond op een andere manier televisiedrama?
‘Dat denk ik wel. Het is een andere benadering van tekst en acteurs. Het is in de televisie- en filmwereld heel ongewoon om lang te repeteren, maar ik geloof niet dat je zonder intensieve repetities kwalitatief goed materiaal krijgt. Verder ben ik nooit bezig met mooi-filmerij. Natuurlijk probeer ik mooie shots te maken, maar die moeten passen bij wat er inhoudelijk voor de camera gebeurt.’

Dat vereist een zekere gedrevenheid, een grote betrokkenheid bij je vak.
‘Ik heb geen hobbies of vrije tijd. Ik doe mijn werk voor mijn lol en ben er altijd mee bezig. De basisvoorwaarden voor regisseren zijn dat je goed moet kunnen kijken en luisteren, anders ben je bezig met een soort zelfbevrediging. Je moet kunnen inspireren, onverwachte dingen durven doen. Dat hele bataljon mede­werkers dat je bij je hebt, ge­motiveerd kunnen houden.’

Dan moet je ook streng en hard zijn.
‘Ik ben opgeleid aan het einde van de jaren zestig: gooi het maar in de groep, demo­cratie, met z’n allen bepalen. Ik heb destijds voorstellingen gemaakt die als collectief pro­dukt gepresenteerd werden. Bij televisie kan dat niet. Daar is het teveel een machi­nerie voor. Op het moment dat we opnemen is er geen tijd voor democratische dis­cussies. Dan ben ik de baas. Ik krijg tenslotte ook de klappen als het niet goed gaat. Twaalf afleveringen kosten tenslotte 1,2 miljoen gulden. Dat is mijn verantwoording.’

En de twijfels?
‘Als regisseur heb je te ma­ken met wat je in je fantasie voor ogen hebt. Maar je moet altijd twee of drie alternatie­ven hebben. Dat kun je niet le­ren uit een boek, dat is een kwestie van veel doen. Zo langzamerhand sta ik niet meer met trillende benen van de zenuwen op de set. Natuur­lijk ben ik niet door en door zeker. Als je tevreden over iets bent dan kun je beter op­houden, dan kan er nooit iets na komen.’ ‘Drama maken is een soort chemie. Je kunt het vergelij­ken met koken. Je moet goed bedenken wat je wilt eten, ver­volgens alle winkels afgaan om de beste ingrediënten te halen, je zorgt voor een grote variatie en dan ga je aan de gang. Ik zoek de schrijvers, de acteurs en de crew uit. Mensen die goed met elkaar werken, die een goede invloed op el­kaar hebben en die gewend zijn onder moeilijke omstan­digheden te werken.’

Is het een eenzaam beroep?
‘Wel op het moment dat je zware beslissingen moet ne­men. Dat doe je in je eentje. Beslissen om een dag van te voren de opnames af te zeg­gen. Dat kost geld. Een zware beslissing is als je tijdens een repetitieproces besluit dat je zover gaat dat je veel emoties bij een acteur losmaakt. Dat kan nodig zijn voor het eind­resultaat.’

En als het niet klikt met een acteur?
‘Als het mislukt dan hebben we samen gefaald. Maar dat gebeurt zelden, ik cast heel zorgvuldig. Het is heel subjec­tief. Ik heb met mensen ge­werkt waarvan mijn omge­ving zei: dat moet je nooit doen, dat is zo’n etterbak, die is alleen maar met zichzelf bezig. Dat beeld werd me geschetst van Thom Hoffman. Maar ik heb fantastisch met die man ge­werkt. Een vriendelijk, invoe­lend en goed acteur.’

Wat leidt wél eens tot een botsing?
‘Als acteurs alleen maar ijdel zijn. IJdele mensen zijn alleen maar op zichzelf gericht, die hebben een gesloten denksysteem. Dat past niet bij acteren. Kwetsbaarheid, openheid, flexibiliteit, bereid zijn om in onzekere situaties te stappen: als dat er niet is dan heeft samenwerken niet veel zin; dan ben je alleen maar bezig met de buitenkant. En dat verraadt zichzelf onmiddellijk. Je ziet het meteen als een acteur iets staat te doen dat hem is opgedragen en waarin hij niet geloofd. Ik zie dat als regisseur en kan dat beredeneren. Mensen die kijken ervaren dat. Kunnen dat niet benoemen, maar vinden iets mooi of niet mooi. Geloven een verhaal of geloven het niet.’