Skip to content

NOOIT GENOEG, VOLWASSEN KINDEREN OVER HUN VADERS,
Uitgeverij ATLAS, ISBN 90 254 0769 2 © 1996 
Ingeborg van Teeseling

(…) Werden De Gier en Meng halverwege hun jeugd geconfron­teerd met het dubbelleven van hun vader, dramaregisseur Eric Oosthoek (47) wist al vrijwel vanaf zijn geboorte dat er ooit een ander gezin geweest was. Hij is het enige kind uit zijn vaders tweede huwelijk. Voor de oorlog waren er een vrouw en drie zo­nen geweest, maar: ‘Mijn vader praatte nooit over zijn verleden. Niet tegen mij en voorzover ik weet ook niet tegen mijn moeder. Wat hem betreft bestond zijn eerste familie gewoon niet. Nie­mand had het over “de jongens”. Niet dat het verboden was, maar we wisten gewoon dat hij het heel vervelend vond als we ernaar vroegen. Dus deden we het niet.’

Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan en kinderen zijn nieuwsgierig. Zo kan Oosthoek zich nog goed herinneren dat een tante hem eens, min of meer stiekem, meenam naar theater De Brakke Grond in Amsterdam, waar halfbroer Peter als acteur op de planken stond. ‘Tijdens het stuk wees ze hem aan en na afloop heb ik hem achter de coulissen voor het eerst gezien en hem een hand gegeven. Heel onwennig. Ik wist absoluut niet wat ik ermee aan moest. En eigenlijk vind ik dat nog moeilijk, zo goed heeft mijn vader me die afstand aangeleerd. Peter is nu heel ziek en ik heb er moeite mee dat dat me zo weinig doet. In naam is hij mijn broer, maar het voelt niet als een naaste relatie. Meer een vage kennis. Alhoewel ik me goed realiseer dat ik de confrontatie ook niet aan wil. Door de jaren heen heb ik met honderden acteurs gewerkt, maar niet met hem. Gedeeltelijk heeft dat te maken met een verschil in visie op het vak, maar het is natuurlijk ook gewoon eng. Je weet niet wat voor wonden het oplevert, welke pijn je oprakelt.’ Toen Peter artistiek leider bij toneelgroep Centrum was, heeft Eric zelfs drie maanden stage gelopen bij het gezel­schap. ‘Allebei hebben we dat puur professioneel benaderd. We hebben nauwelijks met elkaar gesproken, en al helemaal niet over familie-aangelegenheden. ‘

Oosthoeks vader geloofde in de Spartaanse methode van opvoe­den. Korte broeken in de winter, slapen met open ramen. Op vakantie liet hij zijn toen achtjarige zoon in zijn eentje achter in het bos, omdat hij hem wilde leren hoe hij de weg terug kon vin­den. Geen softe aanpak. Het kind moest leren voor zichzelf te zorgen. Eric Oosthoek herinnert zich zijn vader als een grote, spannende man. Een autoriteit. Elke vraag van het kleine jongetje kon beantwoord worden, de man had verstand van literatuur, klassieke muziek en schilderkunst. Hij leerde zijn zoon abstract denken en wat zijn ogen zagen konden zijn handen maken. ‘Tot ik een jaar of acht, negen was stond ik elke avond om half zes op het station van Bilthoven om hem op te halen als hij van zijn-werk kwam. Hij was mijn held, ik bewonderde hem. Hij kon alles en besteedde aandacht-aan me. Ik was belangrijk. Ik heb nooit kinde­ren gewild, maar als ik ooit vader was geworden had ik willen zijn zoals hij toen was. Mijn moeder haatte mijn vader in de laatste jaren van hun huwelijk. En nog praat ze met veel boosheid over hem. Neemt ze het me kwalijk dat ik om hem geef. Gedeeltelijk snap ik dat best. Hij sloeg. Haar, en mij ook. Sporadisch, maar het gebeurde wel. Dat vond ik vreselijk en ik was er doodsbang voor, maar ik heb het altijd gezien als een bewijs van onmacht. Ook toen al. Hij had zoveel willen worden en zoveel willen doen, en dat was allemaal niet echt gelukt.’
(…)
Maar uiteindelijk braken dus de banden. Na een lange periode van geruzie gingen Oosthoeks ouders vlak na zijn eindexamen uit­reiking uit elkaar. Hun zoon wilde regisseur worden, maar koos voor een omweg omdat zijn halfbroer Peter dat al was en ‘ik het daarom heel zeker wilde weten’. Dus probeerde hij een tijdje theatertechniek, om uiteindelijk toch over te stappen naar de toneelschool, een opleiding die pa overigens niet wilde betalen. Het zou trouwens toch moeilijk geweest zijn hem te vinden, want het gezin was uit elkaar gevallen en niemand wist waar Oosthoek sr. was. Het was een periode van “ieder voor zich”. De zoon zat in Amsterdam op kamers, waar hij zich met weinig geld probeerde te redden. Zijn moeder had een flatje in Utrecht en vader een nieuwe vriendin, maar geen adres. Bij een bezoek aan Bilthoven had Eric Oosthoek zonder waarschuwingen vooraf een leeg ou­derlijk huis aangetroffen. Geen briefje, geen overleg, niks. Jaren­lang sprak hij zijn moeder nauwelijks en zijn vader niet. Hij pro­beerde zich zoveel mogelijk terug te trekken. Overdag kon hij in zijn studie ‘lekker iemand anders zijn’ en ’s avonds werkte hij om zijn opleiding te betalen. Hij nam afstand. ‘Ik had zelf moeite met overleven en voelde er weinig voor om met de failliete boedel van mijn ouders mee ten onder te gaan.’
(…) 
Ook voor Eric Oosthoek waren relaties gevaarlijk terrein. ‘Al dat gedoe van mijn ouders bepaalde de manier waarop ik relaties zag. Voor mij hadden die niets te maken met emoties, maar waren ze er puur op gericht je een stap verder te helpen in je leven. Heel zakelijk. Uit die tijd stamt ook mijn beslissing om nooit te trouwen. En later heb ik me ook laten steriliseren. Ik vond het risico te groot. Was bang voor een herhaling van zetten. Wie weet hoeveel ik op mijn vader lijk? Het is een verantwoordelijkheid die ik niet wil. Dan doe ik het liever alleen. Ik wil niemand zo kwetsen als ikzelf en mijn moeder gekwetst zijn. Daarom ga ik bij voorkeur geen al te hechte ver­bintenissen aan. Dat kan ik niet. Ik wil niemand lastigvallen, niet het gevaar lopen dat ik iemand teleurstel of in de steek laat. Heel lang heb ik geprobeerd om een relatie tussen drie mensen, twee vrouwen en ikzelf, in stand te houden. Drieëntwintig jaar hebben we veel geïnvesteerd om te proberen of dat een betere optie was dan de één-op-één-situatie van een huwelijk. Uiteindelijk is dat in die vorm niet gelukt en ik ga nu weer terug naar de lat-relatie waar het mee begonnèn is. En ben ik blij dat er geen kinderen zijn. Want herhalen wat mijn ouders gedaan hebben: no waf. Ik heb geleerd van mijn jeugd. Wil niet net als mijn vader uiteindelijk toch mislukt zijn, ten ondergaan aan de chaos in je hoofd en in je leven.’
(…)
De enige die het contact nog heeft kunnen herstellen is Eric Oosthoek. Toen hij zelf wat steviger op zijn benen stond bleek hij toch niet te kunnen leven met onbegrip, vragen en aversies. Op de tachtigste verjaardag van Oosthoek senior ging de zoon op visite. En zocht steun bij zijn vak. Praten via de camera. De vader er­voor, het volwassen geworden kind erachter. Interviewen in plaats van de rechtstreekse confrontatie. Eindeloze gesprekken werden het, uren-, dagenlang. ‘Heel emotioneel, er werd veel ge­huild.’ Vlak daarna kreeg de vader een beroerte en nam de zoon de verzorging op zich. Anderhalf jaar eten koken en in bad doen. En wederom veel praten. Na de tweede beroerte stierf Eric Oost­hoeks vader, de dag voordat de opnames begonnen van Otto en Hans, een televisiespel over een vader en een zoon, gebaseerd op Eric Oosthoeks eigen verhaal en door hem geregisseerd. Het had een plek gekregen. (…)