Skip to content

Lesgeven houdt je fris

Speltribune, juli-augustus 1990

‘Dramadocenten moeten meer in beelden denken’

(…) ‘Het opleidingsniveau van dramadocenten kan verbeterd worden.’ Een uitspraak van Eric Oosthoek. Met Ab Revoort werkt hij vanaf 1977 regelmatig als gastdocent op Santbergen, het opleidingsinstituut van de NOS. Eric is in dienst van de IKON en bekend als regisseur van televisiedramaprodukties als Sanne, de serie Twee mensen en de Wereld en recentelijk De rivier waarin ik zwom. Eef Heemsbergen heeft een gesprek met hem. Naar aanleiding van het binnenkort te verschijnen ‘Basisboek televisie maken’ van Ab Revoort (waarvoor hij het deel over dramaregie schreef), maar ook over zijn leservaringen op kunstvakopleidingen en verschillende nascholingscursussen. 

Wat heeft jullie er toe aangezet dit boek te schrijven? ‘Ik heb vanaf 1977 regelmatig lesgege­ven aan de Theaterschool, de Filmaca­demie en op Santbergen, het opleidingsinstituut van de NOS. Daar was ik stafdocent voor de cursus dramaregie. Ab Revoort heeft datzelfde gedaan voor de cursus elementaire regie, een cursus die zich richt op het maken van eenvou­dige televisieprogramma’s. We hebben in die jaren gemerkt dat er op Neder­landstalig gebied geen behoorlijk les­materiaal was. Dat betekende dat we steeds zelf stenciltjes maakten; door de jaren heen hebben we voortdurend materiaal bij elkaar gesprokkeld. Op een gegeven moment dachten we: waarom gaan we de boel niet structureren. In 1986 besloten we een boek te gaan schrijven.’

Werken met semi-profs
Je hebt de cursussen videodrama voor docenten drama en audiovisuele vorm­geving begeleid. Van waar die drang om met semi-profs te werken? ‘Ik wil proberen ook in die geledingen het niveau zo hoog mogelijk op te trek­ken. Ik heb de provinciale toneeladvi­seurs getraind, ik heb bij lokale omroe­pen gewerkt en de cursus videodrama voor docenten opgezet en begeleid. Er zijn maar weinig televisiedramaregisseurs, die het leuk vinden om les te ge­ven. Ik vind dat toevallig leuk. Met lesge­ven word ik zelf fris gehouden, het stimuleert me om telkens over de din­gen na te denken, ze beter te formule­ren. Ik hou ontzettend van het vak. Het doet pijn als je dingen ziet, die met een meer methodische aanpak en in­zicht in de ambachtelijkheid van het vak beter hadden kunnen zijn. Het is zonde van geld en energie als er slecht mate­riaal gemaakt wordt. Datzelfde geldt voor slecht lesgeven. Av-docenten en dramadocenten hebben een geweldige verantwoordelijkheid voor wat ze door­geven. Het betekent dat ze een aanko­mende generatie ofwel leren te houden van het medium en daar dus enthousi­aste mensen van maken, ofwel opvoe­den tot kijker naar bewegend behang. Ik wil graag dat eerste. Als ik mezelf kon splitsen in twintig klo­nen, dan kan ik zo’n training op twintig verschillende plaatsen in Nederland ge­ven. Dat gaat niet. Op een gegeven mo­ment groei je naar zo’n boek toe. Ik hoop dat het op drieduizend plaatsen ge­bruikt gaat worden. Dan heb je output. De cursus videodrama is begeleid door een team van de Inspectie Kunstzinnige Vorming van het Ministerie, door Nora Roozemond en Dick Keuzekamp. Zij steunen mij in mijn standpunt dat het opleidingsniveau van docenten drama en audiovisuele vorm­geving verbeterd kan worden.’
Wat heeft een docent drama aan het werken met video? ‘Televisie is een medium dat niet meer weg te denken is uit de samenleving en heeft er een grote invloed op. Of het nu Amerikaanse bullshit is of een goed pro­gramma, het heeft een conditionerende werking op de kijker. Een serie als Dallas heeft een voorbeeldwerking. Als je in Nederland met cultuur bezig bent, kun je er niet meer om heen, dat televisie een medium is dat invloed heeft. Ook al maak je als docent drama zelf geen videopro­gramma’s, je moet veel televisie kijken en je daar tegen afzetten of er van leren. Voor je vak kan het goed zijn om televisie te kijken. Als je een stap verder gaat, dan kun je de eigenschappen van video ge­bruiken om je drama-docentschap kwa­litatief op te schroeven. Een voorbeeld: als je met een klas of een groep aan een dramaproduktie werkt, dan kun je video gebruiken om mensen inzicht te laten krijgen in hun spel. Als je een fanatiek docent drama bent, en je wilt voorstellingen maken die iets te melden hebben, dan geeft een videoregistratie je de mogelijkheid om de voorstelling aan meerdere mensen te laten zien. Als je lesgeeft, het maakt niet uit in welke sector, dan is het belangrijk dat je voort­durend blijft leren. Docenten die stil­staan en reproduceren wat ze de laatste twintig jaar gedaan hebben, die functi­oneren niet goed. Dat is ook de reden dat ik er voorstander van ben, dat op vakopleidingen de hoofddocenten zich bezighouden met de organisatie en technische vakken. De inhóudelijke vakken moeten gegeven worden door mensen die in de praktijk werkzaam zijn. Het directe verband tus­sen de praktijk van elke dag en de di­dactische vertaling daarvan in een vak­opleiding moet er zijn. Dat verlies je als je stafdocent wordt en alleen maar les­geeft.’

Apart vak
Moet videodrama op drama- of toneel­opleidingen als apart vak worden on­derwezen? ‘Absoluut. Dat is een van de redenen dat de cursus videodrama geïntegreerd gaat worden als post-initieel onderwijs aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. En dan niet aan de kant van de Filmacademie, maar op de regieop­leiding. Het medium geeft een verdieping in de manier waarop je met drama bezig bent. Dat zie je ook aan de ontwik­keling van de laatste jaren. Mensen als Mette Bouhuys en Mark Timmer weten een perfect evenwicht te maken van mooie theatervoorstellingen en het ma­ken van hele mooie televisiespelen. Het besef is doorgedrongen dat je je me­dium moet kiezen. Als je wat te melden hebt dan moet je je eerst afvragen, welke medium je kiest. Schrijf ik een ro­man, pak ik een camera, maak ik een toneelstuk of ga ik een schilderij ma­ken? Het kan zijn dat voor een thema als ‘werkloosheid’ televisie een beter mid­del is dan theater. En omgekeerd. Er zijn dingen die je absoluut in het theater moet doen, die op televisie niet werken en in het theater wel. Ik ben tegenstan­der van registraties van toneelstukken. Toneel op televisie werkt niet.’

Is regie van televisiedrama wezenlijk verschillend van de regie van een to­neelstuk? ‘Ik denk dat het niet echt verschilt in de manier waarop je met acteurs omgaat. Je hanteert verschillende speelstijlen en verschillende aanwijzingen, maar het principe, werken met een mens als ge­reedschap, verschilt niet. De techniek van de beeldtaal verschilt wel. Het pu­bliek in een theater heeft de vrijheid om naar iets an­ders te gaan zitten kijken. Bij televisie is dat anders, je manipuleert in veel ho­gere mate de kijker, door hem te dwin­gen naar iets te kijken. Jij selecteert wat zij zien.’

Moet je voor de camera alleen maar wat kleiner spelen? ‘Televisie is een medium van close-ups. Je bent dichter bij de mensen dan in het theater. Dat betekent dat je met minder extreme expressie en mise-en-scène bij een kijker emoties kan oproepen. Het is onzin om te veronder­stellen dat je voor een camera minder moet doen dan in het theater. In televi­sie-drama kan je je soms grotere emo­ties permitteren dan in het theater. Domweg omdat je er heel dicht bij bent. Een voorwaarde van goed televisiedrama is dat kijkers geloven dat het echt is, dat ze zich laten meenemen in een nieuwe re­aliteit. Dat is één van de redenen, dat ik er tegen ben om Shakespeare of Vondel op televisie te brengen. De NOS maakt soms registraties van inte­ressante toneelvoorstellingen. Dat vind ik niet echt zinvol, behalve als cultureel overzicht. Het zijn twee verschillende media. Als ik zou mogen kiezen, be­steed ik liever het budget aan zes voor televisie geschreven spelen dan aan dertig registraties. Voor de camera acteren verschilt we­zenlijk van het spelen in een theater. Ik ben aan een tweede boek bezig over camera acteren. Ik zou dat niet doen als ik niet vond dat er een wezen­lijk verschil was.’
Je hebt met drama docenten gewerkt, welke lacunes heb je ontdekt? ‘Wat mij opviel is dat dramadocenten vaak heel redelijk in staat zijn om met mensen te werken, om spelers ergens te krijgen, om ze te motiveren en te ent­housiasmeren. Ze zijn echter weinig getraind in overdracht, in het denken in beelden. Als je theater maakt moet je leren den­ken in beelden, moet je tekst op papier vertalen in emotionele ervaringen van de kijkers. Dat is een vak en dat wordt nog meer een vak als je er een camera voor zet.’ (…)