Skip to content

Ik kijk vooral met emotie

De Humanist, december/januari 1989 – Ingeborg van Teeseling

‘Mensen fascineren mij’

Televisiedrama moet me meenemen. Het is niet goed als ik er alleen tegenaan zit te kijken. Ik word niet echt geroerd door abstrakt werk, of dat nou theater is of beeldende kunst. Ik moet ogen zien; werk graag dicht tegen de as, ben dol op close-ups. Vorm op zich kan natuurlijk wel meespelen in een atmosfeer. Eén klein meisje in een zaal met abstrakte mees­ters kan heel indrukwekkend zijn. Maar als beeld dat emotie opwekt. Ménsen fascineren mij. Dat is mijn manier van kijken. Nabijheid, emotie, inhoud.”

Kultureel centrum De Balie in Am­sterdam. Zomer in Holland: wind, regen, zeer bewolkt. Van de grote blauwe bus op de stoep lopen dra­den, kabels en snoertjes trossendik naar binnen. Daar blijken ze gekop­peld aan lampen, camera’s, mikro­foons en andere apparatuur. Het is twee uur ’s middags en de ploeg is nog steeds bezig met de scènes die die ochtend gedraaid hadden moe­ten worden. Deze grijze dag aan­passen aan wat op film een zomerse moet lijken, heeft twee uur vertra­ging opgeleverd, In het café wordt een scène uitgelicht, gerepeteerd en opgenomen. IKON-regisseur Eric Oosthoek loopt rond, kijkt, veegt een tafeltje schoon en maakt een geintje met Lineke Ryxman, die de hoofdrol speelt in De Rivier waarin ik zwom. Het laatste pro­dukt van de in Nederland zo langza­merhand legendarisch geworden drama-afdeling van de IKON. Oosthoek is gekleed in “battle­dress”. Beige broek met overal zak­ken, beige overhemd met korte mouwen. Walkie-talkie onder handbereik, ijsberend, grinnikend als er iets fout gaat, onafgebroken rokend en wriemelend aan z’n kraag. In de foyer van de theaterzaal zitten zo’n vijftig figuranten. Grote ther­moskannen koffie en de obligate broodjes ham en kaas. Er wordt ge­rookt, de krant gelezen, gelachen, geargumenteerd, ofwel: gewacht.

Een uur later zit iedereen in de zaal, klaar voor de opname van een fo­rumdiskussie. Oosthoek is op een rustige manier alom tegenwoordig. Vangt op, legt uit, kijkt, vertelt wat er in de scène zou moeten gebeu­ren, koestert zijn spelers, peilt het licht, de sfeer in de zaal, verlegt een boek op tafel. Samengetrokken ogen en neus, verstrooid zweet af­vegend aan z’n rechterbil. Af en toe lijkt het alsof hij zijn ogen scherp stelt.

“Met echt kijken neem je risico. Dan kun je informatie krijgen die je niet wilt, die je in problemen of verwarring brengt. Ik vind dat leuk, want het is zo saai als je niet eens verder kijkt. En saai is dode­lijk. Ik heb het nodig om af en toe op een ander been te worden gezet. Over gren­zen geduwd. Zodat ik blijf ontwikkelen. Het laadt op, maakt bang, haalt je uit je routine, maakt je onzeker. Er gebeurt van alles met je. En dat is beter voor jezelf en voor je vak dan dat er niks gebeurt. Ik onderneem ook aktie, wil af en toe mijn blik vergroten. Ben net naar Amerika geweest en heb daar 57 dra­maprodukties gezien in één week; kijk, leer, doe. Om weer eens wat anders om m’n oren te krijgen.
Ter voorbereiding van MS De Weereld ben ik meegeweest met een coaster. De zee op, zien, proberen te snappen. Rei­zen gebruik ik sowieso om meer te zien. Ik probeer iedere twee jaar even weg te zijn, op een andere manier te leven, an­dere doelstellingen te hebben. Het ma­ken van fantastisch televisiedrama is een hoge doelstelling, die mij híer zeer bezig houdt. Dáár ben ik bezig met eten, met vervoer of kapotte voeten. Dat scheutje helderheid en afstand is heel goed. En verder vooral dingen alleen doen. Een dag naar Amsterdam gaan en wat lopen, een boek kopen, films zien. Of ergens gewoon in een stadsbus stap­pen en rondkijken. Naar buiten of in de bus zelf. Kijken wat mensen doen, hoe ze reageren op elkaar, op mij. Nee, ik kijk niet altijd naar hetzelfde. Probeer sowieso niet in kategorieën te kijken. Als je dat doet, zie je kategorieën die je niet genoemd hebt over het hoofd. Op een gegeven moment kun je er als regisseur achter komen dat je al jaren hetzelfde doet. Dan heb je kijken, waar­nemen, zien als aktieve prikkel, ver­waarloosd. Zie je alleen nog maar wat je wilt zien. Heel veilig. Zoals mensen op vakantie gaan met een auto vol pin­dakaas en aardappelen”.

“Met echt kijken neem je risico. Dan kun je informatie krij­gen die je niet wilt, die je in problemen of verwarring brengt. Het laadt op, maakt bang, haalt je uit je routine”.

Tweede paar ogen
“De belangrijkste eigenschappen van een regisseur? Ik weet het niet platter te zeggen dan goed kunnen kijken en luis­teren. Als je dat niet kunt, moet je niet met het vak beginnen. Ik heb ook wel eens met akteurs gewerkt die niet kon­den kijken. Dat is vreselijk. Als ik alle­maal mooie verhalen vertel over wat ik zie in mijn hoofd, hoe iets eruit moet gaan zien en je ziet dat het niet over­komt… Als mensen dat niet aanvoe­len, als ze kijken als een kip naar het onweer, dan kun je er niks mee. Ik heb ook een vreselijke hekel aan iemand die me niet aankijkt. Of die me wel aan­kijkt en ondertussen aan het bedenken is wat hij vanavond gaat eten. Als diegene een akteur is, wil ik daar niet mee werken. Want dat betekent dat hij vlucht, zich verschuilt, niet bereid is om zich echt te laten zien.
Ik zou niet kunnen regisseren zoals ik dat nu doe als ik niet zou kunnen kijken. Dan zou ik een tweede paar ogen nodig hebben van iemand die je heel erg ver­trouwt op het visuele vlak. En je zou heel goed moeten blijven luisteren. Maar of het mooi is uitgelicht of goed in beeld is? Nee. dat zie je dan niet. Dat wil niet zeggen dat mijn manier van kijken de regisseur van me maakt die ik ben. Ik ben zo, omdat ik emotioneel in elkaar zit zoals ik in elkaar zit en door de manier waarop ik met mensen omga.
Maar zonder kijken zou ik wel zeer ge­handikapt zijn. Vooral reaktieshots of “stil spel” zoals dat slecht heet, zijn niet te regisseren als je het niet ziet. Ik zou een produktie wel onder mijn supervi­sie kunnen maken. maar niet meer de visuele verantwoordelijkheid kunnen dragen. omdat ik bijvoorbeeld de uit­snedes niet meer kan zien”.

Alles interpreteren
“Meestal kijk ik in de monitor, onder de camera, als we aan het draaien zijn. Als ik daar niet zit, of iemand zit ervoor, kan ik vaak toch wel beoordelen of een scène goed ging. Door ritme. spanning. adem. Dat kun je beluisteren. bevoelen. Kijken is voor mij een emotionele ge­beurtenis. Kijken veroorzaakt een reak­tie. Waardevrij kijken bestaat niet. Ik kijk naar jou en bedenk daar iets bij. Kijken is een impuls, dat gaat naar je kop toe, of naar je buik, of…
Ik kijk als ik werk. Ik zou gek worden als ik op straat net zo zou moeten kijken als ik dat doe in mijn werk. In repetitie, opname of montage kijk je met een ge­weldige emotionele betrokkenheid. Daar word je heel moe van, ik tenminste wel. Alles proberen te zien, te interpre­teren. En vooral alles voor het eerst zien, te voelen of het aankomt, klopt. Op straat zie ik wel van alles. maar ik breng het terug naar waar ik in mijn werk mee bezig ben. Iemand zien lo­pen. kijken. staan en dan even inzoom­en, registreren en later gebruiken. Het vermoeiende gevolg kan zijn dat je al­tijd aan het werk bent. Soms zet ik dan bewust de knop op nul. In mijn vakantie zit ik dan drie weken uit te kijken over een Franse vallei. Uit te kijken, niet te zien”.

Toegankelijk zijn
“Kijken is niet los te maken van ruiken, voelen, proeven. Het is allemaal waar­nemen. Die brede vorm van kijken is de belangrijkste voedingsbron van alles wat ik doe. Maar dan versta ik er ook lezen onder, en gewoon wat voor je uit staren. Kijken is toegankelijk zijn voor atmosferen.
Goed waarnemen vind ik heel belang­rijk. Veel zien, veel feiten zien. Binnen­komen in een huis, na tien minuten weggaan en weten wat voor lampen er hingen, hoe iemand eruit zag, welke kleuren er waren, schilderijen, boeken. Meteen zien als iemand een nieuwe bril heeft of z’n haar geknipt. Dat heb ik geleerd van het regisseren. Die twintig jaar dat ik werk ben ik voortdurend ge­traind in zien en dat onthouden en be­oordelen”.

“Als je geïnteresseerd bent in mensen, gevoelig voor mooie of afschuwelijke dingen, voor emotie, dan kun je jezelf trainen om dat beter te zien”.

Jezelf trainen
“Kijken kun je leren. Niet helemaal, er moet wel een beetje talent zijn, hoe ge­vaarlijk ik dat woord ook vind. Mensen die niet kunnen kijken, zullen het ook nooit leren. Maar als je geïnteresseerd bent in mensen, gevoelig voor mooie of afschuwelijke dingen, voor emotie, dan kun je jezelf trainen om dat beter te zien. Mijn vader en ik hadden vroeger een spelletje. Als we ergens geweest waren en thuiskwamen, moest ik proberen zo precies mogelijk te beschrijven waar we waren geweest. Training. Je kunt ook leren selektief te kijken of ongekon­ditioneerd. Ik geef zelf kursussen aan aankomend regisseurs en probeer ze te leren wat beeldtaal is. Waarom iets emotioneert of niet, waarom het saai is of leuk. In hoeverre dat gevoel te maken heeft met wat ze zien.”

Een villa aan de weg naar Soestdijk. Een ongetwijfeld duur, maar fantasie­loos huis. Groot grasveld, zwembad, schuur met open-haard-stammetjes keurig opgestapeld onder een extra af­dak. Witte vloerbedekking, leren ban­ken, glazen bijzettafels. Zoals het hoort. Het is een week of twee na de opnames in De Balie en het regent nog steeds. Als we binnenkomen staat Eric Oosthoek, draaiboek en aanwijzingen in de ach­terzak van dezelfde beige broek, met zijn hoofdrolspeelster te praten over een zin die niet lekker loopt. Opperste koncentratie. Vandaag wordt de moord­scène gedraaid. een kruciaal en moei­lijk deel van het stuk. Camera- en geluidsman overleggen over de uitsnede van een shot. Eric rookt en krabt op z’n buik. Hij ziet er moe uit, bijna in de kleur van zijn outfit. Na bijna een maand draaien in Nederland lijkt iedereen trouwens aan het eind van z’n Latijn. Terwijl de regisseur in diskussie gaat met een Engelse akteur over emotionele heftigheid van de scene, probeert Ryx­man zich te koncentreren. Totaal afge­sloten, in zichzelf kijkend, staat ze in een hoekje van de kamer. Er wordt ein­deloos gerepeteerd. Oosthoek blijft rus­tig, ook als het echt misgaat. Voorover gebogen, handen op de knieën, blijft hij kijken.

“Bij elke produktie kijk ik op een andere manier. Als ik iets zou moeten maken over de RSV en een man die miljoenen aan overheidsgeld achterover heeft ge­drukt, werk ik vanuit politieke, ratione­le betrokkenheid. Dan komt er een an­der resultaat uit dan als ik een stuk maak over een vrouw die haar dochter­tje door geweld heeft verloren. Dan ben ik er veel emotioneler mee bezig. Dat geldt natuurlijk het sterkst als het over iets gaat dat ik zelf heb meegemaakt. Ik heb eens een televisiespel gemaakt over een vader en een zoon, Otto en Hans. Vader is aan het aftakelen, zoon wordt gekon­fronteerd met zichzelf, zijn vak en de relatie met zijn vader. Dat spel is voor een groot gedeelte gebaseerd op de an­derhalf jaar dat ik mijn vader verzorgd heb voordat hij doodging. Als ik er nu naar kijk, is het alsof ik mijn vader zie. Omdat het gemaakt is vanuit mijn ken­nis, gevoed door mijn ervaringen. We­ten, gezien hebben, hoe iemand loopt als hij een beroerte heeft gehad, hoe iemand probeert te praten terwijl hij dat eigenlijk niet kan. Zo wordt het een an­der produkt. Als ik me niet herinnerd had hoe belangrijk het voor mijn vader was om na een jaar weer in bad te zit­ten, had die scène waarschijnlijk nooit in Otto en Hans gezeten. Nu zat het in mijn geheugen geëtst en kon ik het ge­bruiken”.

Enige graadmeter
“Ik probeer niet-gekonditioneerd te kij­ken. Dat is sowieso een voorwaarde bij dit vak. Kijken alsof het elke keer op­nieuw gebeurt. Bij repeteren geldt dat, maar bij opnames helemaal. Als je dan kijkt of het wel zo gaat als is afgespro­ken, zie je niet wat er gebeurt. Gewoon fris kijken: vind ik het mooi, doet het me wat? Was ik afgeleid, door licht of een kabel? Dan was het dus niet goed. Ik kijk alleen maar met mijn eigen ogen, ik heb niks anders. Ik ben mijn enige graadmeter. Ik kijk niet als publiek, daar kan ik me niks bij voorstellen. Er bestaat ook’ niet één manier om een scène te regisseren. Dus doe ik alleen wat ik interessànt vind. Ik kijk vooral naar ogen en fysiek, of dat me boeit, of daar iets in gebeurt. Je kunt aan de ma­nier waarop een akteur zit, staat, loopt ook goed zien of het “klikt” tussen hem en het materiaal, de emotie van een scène. Je ziet oude pijn, frustraties. Ziet hoeveel gevoel mensen toelaten en wat ze afschermen. Een goed akteur betrekt zijn eigen ervaringen bij de rol die hij speelt. En soms kunnen die ervaringen pijnlijk zijn. Daar moet je iets mee als regisseur. Maar je moet het wel eerst zien. Goed kijken dus, anders gaat het ten koste van de kwaliteit van het pro­dukt.
Het konsumeren van drama, van televi­sie, kan iedereen. Maar elk mens ziet iets anders. Dat heeft te maken met hoe je een boodschap wenst te ontvangen en wat je eigen ervaring is. Ik ben ook heel blij dat niet iedereen hetzelfde ziet, want anders zou een boodschap heel belerend overkomen. Ik wil graag dat het op veel manieren te interpreteren is. In emoties dan. Maar het blijft vreemd. In een eerdere produktie zat een bloot­scène. Heel keurig, twee mensen onder de douche, ze raakten elkaar niet eens aan. Daarop kregen we een brief van een mevrouw die schande sprak van die vrijscène op het strand. Zo boos gewor­den dat ze iets heel anders had gezien. Blind van woede”. 
(…)