Skip to content

Drama moet eigenzinnig, rafelig en onverwacht zijn

Trouw, 29 november 1997 – Fred Lammers

(…) Regisseur Eric Oosthoek bezorgt de IKON sinds 1977 faam op het gebied van televisiedrama. Zijn negendelige serie ‘Sanne’, over het vraagstuk van de kernbewapening, trok destijds internationaal aandacht. De serie ‘Oog in oog’ groeide van de geplande twaalf afleveringen uit tot een vierjarige productie van maar liefst 48 afleveringen. Volgende week donderdag begint een nieuwe serie, ‘Over de liefde’, waarin tien afleveringen lang Vlaamse en Nederlandse auteurs en acteurs gezamenlijk optrekken. Zeven jaar geleden maakte Oosthoek (49) al een opzet voor de televisie­serie ‘Over de liefde’. Destijds ontbrak echter het geld. Oosthoek: ‘Er is toen één aflevering over dit thema gemaakt. Dat was het ge­ruchtmakende, door Robert Long geschreven, ‘Respect’ waarin Willem Nijholt en An­tonie Kamerling tegenover elkaar stonden. Bij de IKON moeten we altijd met een klein budget werken en van subsidie was toen nog geen sprake. Dat de serie toch nog van de grond is gekomen is mede te danken aan het samen optrekken met de BRTN.’ Dat gebeurt niet voor het eerst. De dramaserie ‘Oog in oog’, waarvan tot voorjaar 1996 in totaal 48 afleveringen werden uitgezonden, was ook een Bel­gisch-Nederlandse co-produc­tie. Die samenwerking is zo goed bevallen dat nu ‘Over de liefde’ klaar is. Tien op locatie gefilmde afleveringen, ge­schreven en gespeeld door Vlamingen en Nederlanders. Oosthoek, geestelijk vader van de serie, maakte het zich extra moeilijk door, evenals bij ‘Oog in oog’, een aantal scena­rio’s te laten schrijven door auteurs die doorgaans op heel ander terrein dan televisiedrama bezig zijn. Dat leverde werkstukken op van mensen die bekend zijn als schrijver van romans, thrillers, comedy en liedjes of gedichten. Naast Eli Asser, Robert Long, Hetty Hey­ting, Kristien Hemmerechts en Walter Van den Broeck is er een debuutbijdrage van thriller­schrijver René Appel. De Vlaam­se kinderboekenschrijver Bart Moeyaert was bij ‘Oog in oog’ al opgevallen. De serie begint met het door Hetty Heyting geschreven ‘Niet alles hoeft gezegd’ met Hans Dage­Iet, Ella van Drumpt en Hymke de Vries. Daarna volgt ‘Mijn hart dat tikt’ van Bart Moeyaert met Senne Rouffaer, Dora van der Groen en Hilde Uitterlin­den. Eric Oosthoek: ‘De liefde is evenals recht en onrecht een essentieel onderdeel van het menselijk bestaan. Ik heb be­wust voor een breed thema gekozen omdat de beperkin­gen voor de auteurs nogal fors waren: een stuk van dertig mi­nuten met maximaal vier ac­teurs en op hooguit een paar locaties. Voorop stond dat het een veelkleurig geheel moest worden, zowel inhoudelijk als qua vormgeving en stijl, varië­rend van comedy tot ernstig. Iedere week een totaal ander verhaal was het uitgangspunt’. Oosthoek heeft nooit behoefte gehad zelf een rol te spelen. ‘Ik hoor achter een camera of in de zaal thuis, niet op het toneel of voor een camera. lk zou nooit iedere avond zo kwetsbaar op een toneel durven staan. Acteurs vinden het leuk met hun eigen instrument aan het werk te gaan, maar ik wil overzicht, ik wil initiëren, bijsturen. Knokken om goeie schrijvers en acteurs aan te trekken en dan de repeti­ties en de opnamen, alles onder grote druk met steeds weer je beperkingen en toch altijd het grote streven naar kwaliteit, kwaliteit, en kwaliteit’. Als regisseur speel je in feite veel rollen. Eric Oosthoek is achteraf dankbaar dat hij een jaar de acteursopleiding heeft gevolgd. Daardoor kan hij zich verplaatsen in de denkwereld van acteurs, in hun gevecht met een rol. ‘Door die oplei­ding weet ik wat je aan acteurs kunt vragen. Het is voor een regisseur ontzettend belangrijk dat je weet wat een acteur doormaakt in zo’n scheppings­proces. Het ging mij er niet om in de huid van een ander te willen krui­pen, maar om verhalen te ver­tellen en die verhalen met ac­teurs uit te beelden. Je kunt als regisseur in de goede zin van het woord manipuleren en selec­teren.’ Het fantastische van zijn vak vindt Eric Oosthoek dat het je dwingt je steeds in totaal ande­re werelden te verdiepen. ‘Ik heb een serie gemaakt in een ziekenhuis. Toen was ik maandenlang intensief bezig met ziekte en dood. Voor een serie die zich op een schip afspeelde draaide het twee jaar om het leven op zee. Dat hield bijvoor­beeld in dat ik meereisde op een zeeschip om te ervaren hoe het daar toegaat’.
Oosthoek wist al op de middel­bare school in Bilthoven dat hij regisseur wilde worden. ‘Als je als een jongetje uit een cultureel betrekkelijk geïsoleerde omge­ving de toneelschool in Amsterdam binnenknalt is dat een grote overgang, maar ik vond het ontzettend leuk. Televisie had­den we niet bij ons thuis. Daar stond alleen maar een radio. Mijn allereerste televisietoestel kocht ik in het derde jaar van de toneelschool. Ik heb als kind ook nooit televisie gekeken. Ik las ongelooflijk veel. Reisverha­len, Karl May verslond ik. Spe­len met andere kinderen deed ik weinig. Ik had altijd hutten in bomen. Daar heeft het denk ik mee te maken. Lezen was voor mij het maken van een trip.’ ‘Met theater heb ik precies hetzelfde. Bij een goede voor­stelling merk je opeens dat het licht aangaat en dat er wordt geklapt. Mijn kennismaking met het theater was op mijn veertiende. Met een vriendinnetje van school had ik toen kaartjes gekocht voor de schouwburg in Utrecht voor ‘Who’s afraid of Virginia Woolf’ met Ank van der Moer en Han Bentz van den Berg. Dat was een zeer ingrijpende ervaring. In die tijd groeide het verlangen dat ook te kunnen. Het heeft, denk ik, te maken met het macht willen hebben over tijd en ruimte.’ ‘Toen ik de eerste keer ‘Kramer versus Kramer’ zag rolden de tranen over mijn wangen, zo was ik er door geraakt. Om dat soort emoties te bewerkstelli­gen maak ik nu drama. Het moet ergens over gaan. Dan consumeer je niet alleen, dan word je ook geactiveerd door het fantastische medium dat televisie is, mits het goed wordt gebruikt. Als televisiemaker heb je een zekere macht, al was die vroeger veel groter. Nu moet je haast geluk hebben als de mensen op je afstemmen.’ Eric Oosthoek studeerde op de toneelschool af als drama­regisseur met lesbevoegdheid en televisieregie als specialisatie. ‘Ik moest toen kiezen: theater of televisie. Die keuze heb ik eigenlijk niet hoeven maken omdat ik vlak voor mijn eindexamen werd gevraagd ‘Suiker’ van Hugo Claus voor de grote zaal te regisseren. Zo ben ik het theater ingegaan en uiteindelijk in de directie terecht gekomen van de Nieuwe Ko­medie in Den Haag. Het was de tijd waarin het politiek vor­mingstheater teloorging aan interne schisma’s. Dat ging mij te ver en ik ben opgestapt.’ ‘Ik wilde ontzettend graag in Hilversum aan de gang. Ik heb toen als kijker een verlanglijstje voor mezelf gemaakt van clubs waar ik me thuis zou voelen en daarop stond de IKON boven­aan. De IKON is nog steeds nauw betrokken bij alles wat er in de Derde Wereld gebeurt. Ik had in mijn studietijd vier maanden in Oost-Afrika ge­werkt, omdat ik het even niet zag zitten. Daar had ik dus wat mee. Ik ben met de toenmalige IKON-directeur Wim Koole gaan praten. Na een reeks gesprek­ken zei Koole de ambitie te heb­ben met zijn club televisiedra­ma te gaan maken, maar de IKON had daar natuurlijk geen historie in. En, zei Koole, wij zijn heel klein en we hebben weinig geld. Toen heb ik een aantal plannen ontwikkeld hoe dat zou kun­nen.’
‘Er was een documentaire­project rond het dertigjarig bestaan van de Wereldraad van Kerken. Elke tien jaar doet de IKON daar iets aan. Geen van de programmamakers had er ei­genlijk zin in. Ik wilde filmervaring opdoen, dus heb ik gezegd dat ik dat wel wilde doen, al wist ik er inhoudelijk weinig van. Ik ben toen een serie documen­taires gaan maken in Frankrijk, Engeland, Duitsland en India, met een redaceur die verantwoordelijk was voor de inhoud, en ik voor de vormgeving. Ondertussen waren mijn dramaplannen bij de IKON op gang gekomen. Vanaf 1978 heb ik – zoals mijn bedoeling ook was – alleen nog maar drama gemaakt.’ Na zijn overstap van theater naar televisie voelde Eric Oost­hoek heel sterk de enorme impact die televisie heeft. ‘Met een stuk een jaar lang heel Ne­derland afreizen, om drie uur ’s nachts thuiskomen, overdag repeteren en om vier uur ’s mid­dags weer in de bus stappen trek je per avond gemiddeld twee- tot vierhonderd mensen, als het goed loopt. Met exact hetzelfde type verhalen bereik je op de televisie in één avond honderd­duizenden kijkers. Op ‘SANNE’ word ik na jaren nog steeds aange­sproken. Zoiets bepaalt je bij de grote verantwoordelijkheid die je als regisseur draagt. Dat heb ik me altijd sterk gerealiseerd. Alleen heb ik nooit geloofd in drama maken voor doelgroe­pen. Naar een jeugdserie blij­ken ook opa’s en oma’s te kij­ken die willen weten hoe de jonge­ren van nu in elkaar zitten.’ Het werken met auteurs die niet dagelijks met televisie omgaan en een breed scala aan acteurs ervaart Eric Oosthoek als het bijelkaar voegen van chemicaliën. ‘Ik geef gelegenheid. Het is ontzettend belangrijk auteurs en acteurs een beschermde omgeving te bieden om zo cre­atief mogelijk en zo kwetsbaar mogelijk te zijn. Op het mo­ment dat je in die fases kwets­baar bent, word je als mens en als karakter interessant. Dan gebeurt er wat, dan zijn het geen codes meer die je overbrengt, maar is het eigenzinnig, warrig, hoekig, rafelig, onverwacht. Mensen zijn niet alleen maar sjablonen, mensen doen onverwachte dingen, zijn onberekenbaar, wreed, verrassend, ontroerend. Al die dingen moet drama ook zijn en dat kun je alleen maar bewerkstelli­gen als je zegt: hier zijn jullie veilig en met dit materiaal gaan we aan het werk. Het komt steeds weer aan op enthousias­meren, er voor zorgen dat acteurs nadenken over waarom ze iets doen en vervolgens hoe ze het doen.’ Oosthoek wil vooral drama maken dat gaat over emoties dicht om ons heen. ‘Met dat ons bedoel ik mijzelf en de mensen die er naar kijken. Din­gen die je bezighouden, die je beroeren, waar je je zorgen over maakt, waar je heel blij over bent. lk wil verhalen ver­tellen over emotionele ervarin­gen in de hoop dat anderen het prettig vinden naar die verha­len te kijken.’ (…)