De camera liegt niet
Algemeen Dagblad, 30 mei 2001 – Albert Kok
Nadat hij 11 jaar geleden het door aankomende regisseurs verslonden Basisboek Televisie Maken schreef, legt Eric Oosthoek momenteel de laatste hand aan een Basisboek Camera Acteren. En dat is geen overbodige luxe, vindt de 52-jarige regisseur: ‘Soms zie ik acteurs bezig waarbij ik denk: wat een lijdensweg! Waarom dóe je dit?’
Eric Oosthoek is net terug van een werkbezoek aan Zuid-Afrika. Als vertegenwoordiger van de publieke omroep in Nederland sprak hij in een gezelschap van een slordige 1000 buitenlandse collega’s over ‘de grenzen van de publieke televisie’. ‘Nee, dat is geen snoepreisje’, verdedigt hij zich. ‘Die conferentie is 25 jaar geleden in het leven geroepen als reactie op de komst van de commerciële omroep. Inmiddels doen er 25 landen mee. De vertegenwoordiger van elk land mag vier tot zes programma’s laten zien. Je doet in korte tijd enorm veel ideeën op. Je kunt jatten bij het leven.’ Oosthoek klinkt opgewekt, hoewel daarvoor goed beschouwd weinig reden toe is. Interessante programma’s heeft hij nauwelijks gezien dit jaar: ‘De kwaliteit gaat hard hollend achteruit. Niet alleen elders op de wereld – ook hier in Nederland. De pest is dat omroepen zich willen profileren met langlopende series. Als bijvoorbeeld de AVRO maar lang genoeg met Oud Geld in één adem wordt genoemd, is het goed voor het imago van die omroep. En op Oud Geld was toevallig weinig aan te merken. Maar ook ideeën die op een regenachtige zaterdagmiddag zijn verzonnen, worden tegenwoordig meteen met 13 of 26 afleveringen tegelijk besteld. Met als gevolg dat een fenomeen als de eenmalige dramaproductie bijna is uitgestorven.’ De vraag is of Oosthoek niet overdrijft. Eerder dit voorjaar immers bood de publieke omroep hem en acht andere Nederlandse regisseurs nog een prachtig platform voor een serie telefilms (speelfilms speciaal voor televisievertoning gemaakt). Hij schudt zijn hoofd: ‘Ik haalde met SAINT AMOUR zo ongeveer de hoogst mogelijke waarderingscijfers. Maar meer dan 400.000 kijkers heeft die film niet getrokken.’ Vooral jongeren zouden zich in snel toenemende mate van de televisie afwenden. ‘Op internet zoeken en bestellen ze tegenwoordig hun eigen dingen’, is zijn stellige indruk. Met gevoel voor drama: ‘Echt, we zitten in de nadagen van het televisietijdperk.’ Ook al is het binnenkort wellicht afgelopen met programma’s waarnaar massaal wordt gekeken, dan betekent dat nog niet het einde van acteren voor de (video)camera. Vandaar dat 0osthoek werkt aan een Basisboek Camera Acteren. Deze handleiding vloeit min of meer voort uit de lessen die hij de afgelopen jaren heeft gegeven aan de toneelschool in Maastricht. In 1990 verscheen van Oosthoek – in samenwerking met Ab Revoort – overigens ook al het eerste Nederlandstalige handboek op het gebied van televisieregie. ‘En dat boek is nog steeds verplichte kost op de filmacademie’, meldt hij trots. Voor de opvolger, een boek over acteren-voor-de-camera, moet ook een royale markt zijn, rekent hij optimistisch voor. Al was het alleen maar vanwege het enorme arsenaal aan jonge soap-sterren.
In zijn boek beschrijft Oosthoek het volledige productieproces. ‘Dat traject neem ik stap voor stap door, bezien door de ogen van een acteur’, legt hij uit. ‘Daarnaast breng ik een aantal momenten in kaart in de loopbaan van die fictieve acteur; vanaf het moment dat hij zich bij de toneelschool aanmeldt, tot aan de fase waarin hij zijn eerste grote rol in een dramaproductie heeft gespeeld. Het is geen op Amerikaanse leest geschoeid boek gevuld met een verzameling tips. Maar ik bereid een acteur wél voor op bijvoorbeeld een auditie. Als je je huiswerk niet hebt gedaan, kun je beter wegblijven, want iedere regisseur merkt het meteen als je niet over je rol hebt nagedacht. Wat dat betreft verschilt de ideale werkhouding van een acteur niet van de instelling die je hoopt aan te treffen bij een goede loodgieter.’ Dat er grote verschillen zijn tussen acteren voor een publiek en acteren voor de camera behoeft geen betoog. Oosthoek: ‘Sommige acteurs zijn voor de camera uitzonderlijk goed, terwijl je ze op het toneel niet ziet staan. En omgekeerd. Siem Vroom, inmiddels helaas overleden, is een van de weinige acteurs die het allebei kon. Sommige acteurs hebben meer specifiek een mystieke band met de camera. Neem Renée Soutendijk. Ze woont hier in de buurt en als je haar bij de groenteboer tegenkomt, zie je haar niet staan. Ze begint pas te groeien zodra je een camera op haar zet.’ Oosthoek is er niet op uit om met het Basisboek Camera Acteren een gebruiksaanwijzing af te leveren waarmee alle Nederlandse acteurs in één klap van hun onzekerheden worden verlost. Faalangst mag dan verlammend werken, maar het tegenovergestelde – een acteur die het allemaal meent te weten – is ook funest. ‘Een acteur die heel zeker is van zijn zaak is zelden interessant’, is zijn ervaring. ‘Ik denk dat onzekerheid een belangrijke positieve factor is.’ Hij wijst op Antonie Kamerling, met wie Oosthoek samenwerkte bij Saint Amour: ‘Antonie is behoorlijk onzeker. Met als gevolg dat hij zich buitengewoon intensief op zijn rol voorbereidt en voortdurend op zoek is naar manieren om het nóg beter te doen.’ Waar hij Kamerling beschouwt als een acteur die zich met succes aan zijn soap-verleden (GTST) heeft ontworsteld, wemelt het volgens hem van de soapies bij wie hij denkt: ‘Wat een lijdensweg! Waarom doe je dit?’ Oosthoek: ‘Die zijn op basis van een mooie kont of een mooie kop regelrecht uit de iT geplukt. Ze hebben de uiterlijke kenmerken van een bepaald personage en zeggen vervolgens de gewenste tekst op, maar met acteren heeft dat niets te maken. Na afloop van zo’n soaprol hoor je daar nooit meer iets van. Ze beginnen een restaurant, worden stewardess of gaan een liedje zingen.’ Authenticiteit is bij Oosthoek een terugkerend sleutelwoord in de relatie tussen acteur en camera: ‘Soms zie je iemand in een dramaserie huilen en denk je als kijker: ik geloof er geen fuck van.’ De meest voor de hand liggende methode om erachter te komen of de camera van een acteur houdt, is de zogeheten screentest. Oosthoek houdt het graag zo simpel mogelijk. Hij laat de acteurs vertellen over een gebeurtenis die de afgelopen weken indruk op hen heeft gemaakt. ‘Net als bij een omroepster’, verduidelijkt hij, ‘recht in de lens.’ Voorts mag hij acteurs bij dergelijke gelegenheden graag een liedje laten zingen. Ook al wordt in het onderliggende drama nergens gezongen. Oosthoek let er dan niet op of ze toonvast zijn, maar hoe angstig, dan wel vrijmoedig, ze met de camera omgaan. Hoewel hij de overtuiging heeft dat de camera niet liegt, kan het Oosthoek weinig schelen waar acteurs hun getoonde emoties vandaan halen. Regisseren moet vooral niet ontaarden in het bedrijven van therapie: ‘Dat is allemaal flauwekul; daar wil ik niets mee te maken hebben. ’Evenmin gelooft Oosthoek in het fabeltje dat een acteur in de huid van zijn personage moet kruipen om een rol goed te kunnen spelen. Een alcoholist kan volgens hem uitstekend worden gespeeld door een geheelonthouder. Hij verwijst andermaal naar de eerder genoemde loodgieter: ‘Zoals hij kan leren om met behulp van bepaalde technieken en een waterpomptang bij mij thuis een centrale verwarming aan te leggen, kan een acteur met vergelijkbare stukken gereedschap leren hoe hij een rol moet neerzetten.’ Hij onderstreept het nog maar eens: ‘Acteren is gewoon een vak.’ (…)