Skip to content

Contact met de kijker centraal

IKON Krant, januari 1992

‘Televisiespel als column in de krant’

(…) Vanaf 13 januari kunt u wekelijks kijken naar “Oog in Oog”, een nieuwe serie televisiespelen van Eric Oosthoek. De regisseur is voor veel TV-kijkers geen onbekende. Voor de IKON maakte hij in het verleden series als “Sanne”, “Twee mensen” en “De rivier waarin ik zwom”. Ter gelegenheid van deze nieuwe dramaserie sprak Saskia de Boer met Eric Oosthoek. Over zijn vak, over zijn wortels in het theater en natuurlijk over “Oog in Oog”.

“Bovenal heb je een onge­looflijke hoeveelheid geil­heid, enthousiasme, gedre­venheid en mafia-achtige technieken nodig om bij het maken van televisiedrama tot iets goed te komen.” Deze kernachtige uitspraak typeert de bezetenheid waarmee Eric Oosthoek zich sinds 1977 in opdracht van de IKON met televi­siedrama bezig houdt. “Ik richt mij het meest op emo­ties, maar dat hoeft niet al­tijd zwaar te zijn. Televi­siedrama bestaat bij de gratie van identificatie of anders gezegd: het herkennen van emoties. Mensen zoeken een held of een hel­din om zich mee te vereen­zelvigen. Het verhaal moet je bij je kladden grijpen en je moet willen weten hoe het afloopt. Dan maak je goed televisiedrama.”

Dat het Oosthoek in de af­gelopen jaren behoorlijk gelukt is geïnspireerd dra­ma voor televisie te maken, bewijzen zijn succesvolle series “Sanne”, “M.S. De Weereld”, “De rivier waarin ik zwom” en “Twee men­sen”. Op dit ogenblik werkt hij met passie aan een nieuwe serie televisiespe­len onder de titel “Oog in Oog”. De eerste serie telt twaalf afleveringen (de tweede reeks is in voorbe­reiding), elk geconcen­treerd rond één persoon. Het woord monoloog pro­beert Oosthoek zoveel mo­gelijk te vermijden. “Dat be­grip wordt direkt gekop­peld aan een theatrale tra­ditie. Iemand staat op het toneel en vertelt een ver­haaltje. Het heeft iets zwaars en afstandelijks. En zo worden solo’s tot nu toe vaak in beeld gebracht. Denk maar een aan “Dode­mansheuvel” met Kitty Courbois of “De caracal” met Marjon Brandsma. Dat zijn prachtige uitzendingen, maar gemaakt in de thea­trale traditie, alsof de ca­mera niet bestaat. Ik pro­beer in de serie juist het omgekeerde te bereiken. Het contact van de speler met de camera en dus met de kijker staat centraal. Het is een uniek project voor de Nederlandse televisie.”

“De grondgedachte achter “Oog in oog” is dat ik op televisie een plek wil creë­ren voor ontmoetingen met mensen uit het leven van alledag. Dat moet gaan werken zoals een column in de krant. Toen Carmiggelt nog schreef, pakte je het Parool en keek je even op pagina drie rechts boven, zo van: “Waar heeft hij het vanavond over”. Vandaar dat “Oog in oog” een langlopende serie moet zijn, anders bereik je dat ef­fect niet. En de afleveringen worden iedere zondaga­vond op een vast tijdstip (22.00 uur) uitgezonden.” Nieuwsgierigheid moet ver­der worden opgewekt door klinkende namen van zowel de schrijvers als de acteurs die hun medewerking ver­lenen aan het project. Be­halve Oosthoek’s ‘maatjes’ Hugo Heinen, Carel Donck en Willem Capteyn schre­ven ook onder andere Eli Asser, Peter van Straaten en Ischa Meijer een afleve­ring. Acteurs die meespe­len zijn onder meer Chris Nietvelt, Bernhard Droog, Dora van der Groen en Car­ry Tefsen. “Ik probeer ver­wachtingspatronen te doorbreken. Je verwacht Carry Tefsen niet bij de IKON. Want Tefsen is Mien Dobbelsteen. Maar behalve dat is Carry een heel goede actrice. Dus heb ik haar ge­vraagd op basis van een tekst van Peter van Straat­en iets anders te spelen. Dat is spannend. Neem Eli Asser. Hij heeft al jaren niets meer voor televisie geschreven terwijl hij toch tijden lang het gezicht van de comedy op de Neder­landse buis bepaalde. Hij was enthousiast over het idee van de serie, had een eigen verhaal en dat is “De Brizmilah” geworden, ge­speeld door Bernhard Droog.”

“Oog in oog” lijkt een logi­sche opvolger van Eric Oosthoek’s serie “Twee mensen”. Was het toen een serie TV-spelen waarin twee mensen centraal stonden, nu is gekozen voor één hoofdpersoon. De keuze om met een mini­maal aantal mensen een maximum aan dramatisch effect op te roepen, is al jaren een formule voor the­aterprodukties. Het is de manier om kosten te druk­ken en als acteur eens lek­ker aan de bak te komen. Ook voor Oosthoek is het kosten aspect een belang­rijke reden om op dit mo­ment “Oog in Oog” te reali­seren. “Het is simpel. De IKON kan geen beroep doen op het Stimulerings­fonds omdat wij een zend­gemachtigde zijn en geen omroepvereniging. (Uit het Stimuleringsfonds voor Ne­derlandse Culturele Omroepprodukties kunnen omroepen een financiële bijdrage krijgen voor pro­gramma’s die van bijzon­dere waarde zijn voor de Nederlandse cultuur. Het geld waarover het fonds beschikt komt uit de alge­mene omroepmiddelen. ­SdB) Het budget voor dra­maprodukties is heel klein omdat wij indirekt wel aan het Stimuleringsfonds moeten bijdragen, maar er niet van kunnen profiteren. Onrechtvaardig! Daarom moeten we steeds goedko­per werken en kunnen we dit soort ideeën alleen maar realiseren in samenwerking met coproducenten, in dit geval de BRT. Naast een financiële leveren zij uiter­aard ook een redactionele bijdrage omdat ik in Vlaan­deren maar een beperkt aantal schrijvers en spelers goed ken. Het is heel goed dat we de helft van de serie in Vlaanderen draaien. Be­halve dat je leuke nieuwe mensen ontmoet, werkt het ook relativerend. Kijk, wij Noordnederlanders zijn calvinisten en bij de IKON zijn we dat in het kwadraat. In Vlaanderen wordt op een andere manier tegen het le­ven aangekeken. Het is inspirerend om met zo’n nieuwe denktank te wer­ken. Het enige nadeel van een co-produktie is dat je met meer mensen te ma­ken hebt. Dat is organisato­risch altijd ingewikkelder.”

Voorwaarde voor het sla­gen van de serie is een heel grote diversiteit zowel in vorm als in thematiek. Dan pas krijgt zij het column­achtige effect dat Oost­hoek beoogt. “Misschien is dit wel de serie die het minst in het beeld past dat mensen van de IKON heb­ben. Ik wil graag verrassen in de goede zin van het woord. Ik val daarmee de uitgangspunten van de IKON niet af. Het raakt aan waar we altijd naar zoeken. Het moet gaan over levens­echte mensen. Er is net een onderzoek gedaan naar de kijkers van de IKON en daar komen wij aan de ene kant uit als serieus, maar ander­zijds krijgen we kwalitatief een hoge waardering. Op zich heb ik daar niks op tegen want zo zit ik zelf ook een beetje in elkaar. Maar ik denk dat, als wij met de­ze serie de blik verbreden, het misschien wel even duurt voordat het nieuwe herkend wordt als “des IKONs”.”

Eric Oosthoek kan zich enorm ergeren aan de ma­nier waarop veel Neder­lands televisiedrama gemaakt wordt. Er zijn natuur­lijk uitzonderingen; hij noemt “Emmy” van Ruud Schuitemaker en Guus Kuijer, een korte kindertele­visiefilm, uitgezonden door de VPRO. Zijn voornaam­ste kritiek geldt het feit dat er niet geregisseerd wordt. “Televisiedrama wordt ge­woon in elkaar gezet. Het overgrote deel van de men­sen dat televisiedrama maakt, is voortgekomen uit de oude generatie van ra­diomakers. Ze hadden geen drama-achtergrond en waren dus niet getraind om met acteurs te werken.” Oosthoek is geschoold in de woelige jaren zestig/ zeventig toen de regie-op­leiding nog niet bestond en hij op de Amsterdamse to­neelschool zijn carrière be­gon. “Ik hoor bij de genera­tie van Gerardjan Rijnders, Paul Vermeulen Windsant en Christiaan Nortier. In het vierde jaar heb ik tv-regie als specialisatie gedaan. Ik wilde het eigenlijk allebei. Maar ik werd het eerst ge­vraagd voor een theaterregie, “Suiker” van Hugo Claus, en dat rolde verder.” Wat Oosthoek heeft over­gehouden aan zijn toneel­tijd is dat hij altijd intensief met zijn acteurs repeteert. “Dat is in televisieland on­gewoon. Er zijn mensen die zeggen: “Repeteren is on­zin, dat doen we wel op de set”. Maar een filmploeg kost f 15.000,- per dag. Dus als je daar een uur be­zig bent met democratisch beslissingen nemen, kost dat een hoop geld. Wij ne­men deze afleveringen die uiteindelijk ongeveer dertig minuten gaan duren in twee dagen op. Dat is nog nooit vertoond! De norm is dat je drie tot vier uitzendminuten overhoudt per dag. Zo wer­ken als wij doen, kan alleen als je je buitengewoon goed voorbereidt. Ik ben al maanden voor de opnames incidenteel bezig met de acteurs. Daarna volgt een intensief blok van drie we­ken repeteren en daarna de definitieve opnamen op lo­katie.”
“Er zijn plannen om met twee monologen van Carel Donck een theaterpro­gramma te vullen. Meestal gebeurt het omgekeerde, je verfilmt een toneelstuk. De acteurs staan te dringen. Ook brengen we een boek uit met de teksten van de twaalf afleveringen. Het is bijvoorbeeld ook perfect ei­gentijds materiaal voor to­neelstudenten en voor het amateurtoneel.” Een vruchtbaarder kruisbestui­ving is nauwelijks denk­baar. (…)