BASISBOEK TELEVISIE MAKEN
1990, ISBN 9001 666361, co-auteur deel 1: Ab Revoort
Eerste Nederlandstalige handboek op het gebied van televisieregie in het algemeen en dramaregie in het bijzonder, inclusief 2500 begrippen uit het vakjargon verklaard (tweede herziene druk, zevende oplage, ISBN 9001 66637, meer dan 15.000 ex. verkocht).
“Een absolute must voor iedereen die houdt van het medium televisie”. Aad van den Heuvel.
“Dit boek behandelt de kunst van het televisie maken zo goed en grondig dat ik het iedereen zou willen aanraden, niet alleen aan de beginnende televisiemaker, maar misschien nog meer aan de gevorderden”. Jan Keja.
-
‘STANDAARDWERK’
HANDBOEK VOOR HET REGISSEREN EN PRODUCEREN VAN VIDEO-PROGRAMMA’S
Een handboek televisieregie voor het Nederlands taalgebied bestond er tot nog toe niet. In deze leemte is nu voorzien met de uitgave van het Basisboek Televisie maken, geschreven door de ervaren programmamakers Eric Oosthoek en Ab Revoort. Een lijvig standaardwerk met een grote hoeveelheid illustraties, dat betaalbaar is gebleven dank zij de welwillende medewerking van diverse sponsors.Elementair handboek
Literatuur over de ambachtelijke kant van het maken van televisieprogramma’s is er alleen in het Engels of het Duits. De in deze uitgaven geadviseerde werkwijzen verschillen vaak nogal van de Nederlandse aanpak. Daarom besloten Revoort en Oosthoek drie jaar geleden dat het hoog tijd werd voor een Nederlandstalig handboek, dat toegespitst is op de Nederlandse situatie.Indeling
De twee auteurs van het Basisboek Televisie maken hebben beiden een flink aantal jaren ervaring als vakopleiders. Vanuit hun onderwijservaring, hebben zij ervoor gekozen het boek in drie delen te splitsen. Het eerste deel van het boek – Elementaire regie, geschreven door Ab Revoort – geeft een oriëntatie op een aantal basisprincipes van het vak van televisie-regisseur. Het tweede deel – van de hand van Eric Oosthoek – gaat over dramaregie. Er is juist voor dramaregie gekozen, omdat alle aspecten van het regievak die bij deze programmasoort aan de orde komen, ook gelden voor de andere, minder complexe programmacategorieën. Het derde onderdeel van het boek – ook van de hand van Eric Oosthoek – is een handig naslagdeel. In dit deel – het meest omvangrijke in het Nederlandse taalgebied – worden zo’n 2000 begrippen uit het vakjargon van de televisiemaker gedefinieerd.Deel 1: Elementaire regie
In het eerste hoofdstuk worden de meest elementaire begrippen uit de videotechniek in kaart gebracht. Hoofdstuk 2 houdt zich bezig met de principes van de beeldtaal – de functie en betekenis van de visuele elementen van een televisieprogramma. Hoofdstuk 3 gaat in op de auditieve kant, en handelt over klanktaal. In hoofdstuk 4 komt de vormgeving vóór de camera aan bod en in het laatste hoofdstuk van deel 1 worden een aantal programmasoorten besproken.Deel 2: Dramaregie
Het tweede deel begint met een algemeen hoofdstuk, dat handelt over een van de basiselementen van televisiedrama: het script. Aan de hand van voorbeelden wordt onder meer ingegaan op de samenwerking tussen schrijver en regisseur en worden de verschillende soorten televisiedrama nader bekeken. Hoofdstuk 7 legt een basis voor een methodische manier van denken en werken van de dramaregisseur. Hoofdstuk 8 geeft een overzicht van de taken en functies binnen een dramaproduktieploeg, en gaát in op de specifieke verantwoordelijkheden van de leden van regie- en produktieteam. In hoofdstuk 9 passeren alle produktionele en organisatorische aspecten van het maken van televisiedrama nog eens de revue. Hoofdstuk 10 tenslotte vat de inhoud van deel 2 samen door, in simulatievorm, aan de hand van werkopdrachten nogmaals het gehele produktieproces te doorlopen.Voor wie bestemd?
Het Basisboek Televisie maken is een elementair handboek, bedoeld voor programmamakers die terecht zullen komen in professionele en semi-professionele werksituaties bij de landelijke, regionale of lokale omroep. Het boek is daarnaast zeer geschikt voor studenten regie aan de verschillende vakopleidingen, voor docenten audiovisuele technieken en drama in het voortgezet onderwijs, het middelbaar en hoger beroepsonderwijs en de audiovisuele afdelingen van het universitair onderwijs, voor docenten en cursisten in de audiovisuele sector van de algemene kunstzinnige vorming – en niet in de laatste plaats voor de geïnteresseerde autodidact.Personalia
De auteurs van het Basisboek Televisie maken, Eric Oosthoek en Ab Revoort, hebben beiden ruime ervaring als programmamaker en als respectievelijk stafdocent elementaire regie en dramaregie op verschillende opleidingscentra binnen en buiten de omroep. Ab Revoort is momenteel Hoofd Regie bij de NOT, de Nederlandse Onderwijs Televisie. Hij is daarnaast actief als regisseur/redacteur/producer van informatieve en educatieve televisieprogramma’s. Voorheen was hij onder meer opnameleider bij de NOS en produceerde en regisseerde hij een reeks programma’s voor de Vara, RVU en voor Teleac. Hij was daarnaast 12 jaar stafdocent bij Studio Santbergen, de interne bedrijfsopleiding van de omroep, waar hij verantwoordelijk was voor opzet en uitvoering van de Elementaire Regie-opleiding.
Eric Oosthoek is drama-regisseur en -coördinator bij de IKON Televisie. Na een carrière in de theaterwereld, onder meer als regisseur bij diverse gezelschappen en als artistiek leider van de Nieuwe Komedie, stapte hij in 1977 definitief over naar televisieregie. Voor de IKON produceerde en regisseerde hij naast een aantal documentaires een lange reeks dramaprodukties. Voor deze omroep maakte hij onder meer de bekroonde televisieseries Liefde en van dattum, Sanne en De rivier waarin ik zwom. Vorig jaar nog werd DE RIVIER WAARIN IK ZWOM als Nederlandse inzending in de eerste categorie op het Golden Chest Festival 1989 te Plovdiv (Hongarije) beloond met de Special Prize for overall quality. Begin jaren tachtig werd hij docent drama-regie op Studio Santbergen, de interne bedrijfsopleiding van de NOS. Later ontwikkelde hij voor de stichting Post-Academisch Kunstonderwijs een kadertraining video-dramaregie voor drama- en audio-visuele docenten. Oosthoek werkte daarnaast als gastdocent onder meer bij verschillende toneelscholen en de Faculteit Film en Televisie van de Hogeschool der Kunsten in Amsterdam (NFTVA). (…) -
‘DOE NIET NA, DOE ZELF’
OVERHANDIGING EERSTE EXEMPLAAR
Wim KooleHieronder volgt de tekst van de inleiding die Wim Koole, programmadirecteur van de IKON Televisie, hield bij de overhandiging van het eerste exemplaar van het BASISBOEK TELEVISIE MAKEN aan mevrouw Drs. Hedy d’Ancona, Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, op 12 juni 1990 in Studio Plantage in Amsterdam.
(…) In één van de verzamelbundels van de Amerikaanse televisiecriticus Michael Arlen – die zo prikkelend en geestig over televisie schrijft dat het soms lekkerder lijkt er over te lezen dan de programma’s zelf te moeten zien – trof ik een verslag van zijn bezoek aan vrienden die in een huis midden in de bossen wonen. Hun televisietoestel staat op een zolderkamer om van het kijken geen gewoonte te maken. Als Arlen er op bezoek komt is het hartje winter. De zoon des huizes, een jongen van een jaar of tien, kijkt op zolder ademloos naar een natuurfilm over zee-olifanten. Arlen kijkt van het scherm naar het venster en ziet buiten in werkelijkheid het adembenemende beeld van een kudde rendieren in de sneeuw. Hij maakt de jongen er op attent. Die kijkt op maar dan gaat – enigszins geërgerd – zijn blik weer snel terug naar het scherm, zijn échte werkelijkheid.
Heeft het ‘venster op de wereld’ het in veel opzichten al gewonnen van het echte venster?
Michael Arlen noemt zijn boek ‘The camera age’. Wij leven in het camera-tijdperk. Wat wij door ons televisievenster zien, zien we met het waarnemingsvermogen van de camera. De camera is allesbepalend. De realiteit wordt voornamelijk getoond naarmate zij meer geschikt is – of geschikt kan worden gemaakt – om door de camera te worden waargenomen. Morele dilemma’s rondom nieuws- en informatierubrieken op televisie worden opgeroepen door wat de camera liet zien. Eigentijdse versies van de klassieken – van de Mahabharatha tot de Bijbel – worden herschapen met het oog op en voor de camera.Televisie zelf is voortdurend bezig zijn gezichtspunten bij te stellen en vooral uit te breiden. Hoe dramatisch aangrijpend was de allerlaatste uitzending vanuit de vaste camerapost van CNN – Cable News Network – op een hotelbalkon tijdens de studentenrevolte vorig jaar in de Chinese hoofdstad. Continu was er verbinding geweest. En fascinerend de feed-back: Chinese studenten in New York belden hun opstandige collega’s op het plein van de hemelse vrede op om te vertellen, wat de per uur uitgezonden live verslaggeving van CNN liet zien. De camerapost ging dicht omdat de Chinese regering verdere uitzendingen verbood.
Een initiatief, waar ik ooit van droomde werd onlangs waar. Aan Palestijnse jongeren op de Westbank zijn videocamera’s uitgedeeld om zelf hun dagelijks leven vast te leggen nu hun woongebied voor televisieploegen ontoegankelijk is geworden. En spannender dan een thriller leest het hoofdstuk ‘Revolutie met de snelheid van het licht’ uit het pas verschenen boek ’La médiacratie’ (veelzeggend nieuw woord!) van de Franse journalist Francois-Henri de Virieu, jarenlang eindredacteur van ‘Het uur van de waarheid’, een actueel informatief programma van Antenne 2. Het snelle licht,waar hij op doelt zijn de lampen van de Roemeense televisiestudio 4, waar in december 1989 twee dagen en nachten aan één stuk door de camera’s actuele informatie en beelden uit het hele land lieten zien. En vanuit Roemenië direct aan de hele wereld. Geen décor. Geen montage. Voor de eerste keer in de historie van de mensheid ontrolde zich een revolutie via het oog van de camera’s voor de ogen van al die mensen die die revolutie maakten. Enkele dagen was de meest simpele televisiestudio de enige verbinding tussen de hoofdstad en de rest van Roemenië,tussen Boekarest en de rest van de wereld.
‘Les images étaient le pouvoir’: ‘de beelden waren aan de macht’ schrijft de Virieu met terechte opwinding. Voor het eerst een beeld van de wreedheden van het regime. Deze revolutie in het studiolicht duurde kort. De beelden – enkele dagen later – van de executie van de onderdrukker waren al zwaar gemanipuleerd.
Wat me in het ‘Basisboek Televisie Maken ‘ – waarvan we hier vieren dat het aan het licht is gekomen – zo goed bevalt is dat het uitputtend professioneel de ins en outs van het televisiemakers-ambacht beschrijft maar nergens een dogma maakt van de professie. Het boek is doordrongen van de gedachte, dat televisie een primaire bron is voor onze visie op de wereld en het daagt toekomstige makers uit zich daar goed van bewust te zijn. Onze blik door het venster wordt in toenemende mate gevormd, bepaald en ook bespeeld door wat televisie ons van sport, sociaal verkeer, waarden en normen, politiek en cultuur laat zien.
‘DOE NIET NA, DOE ZELF’, dat is de geest, die dit boek ademt. En bij zelf doen hoort ook zelfonderzoek. ‘Als je in dit vak aan de gang wilt is het zinnig er bij stil te staan, hoe overdracht werkt’ staat al in de tweede zin. En iets verderop las ik: ’Je communiceert binnen je beperktheden’. Wie iets wil overdragen zal zich bewust moeten zijn van de noodzaak eigen keuzes te doen, een doel voor ogen te hebben en voor een persoonlijke aanpak en benadering op te komen. Dat zal in de praktijk van de huidige omroep niet meevallen maar het valt te prijzen, dat een leerboek er voor opkomt. Voor iets opkomen is een tendens,die zonder ooit hinderlijk of moralistisch te worden voortdurend maar heel terloops in dit leerboek aanwezig is. Zo’n aardige humane trek is bijvoorbeeld dat bij de aanpak van het interview wordt opgemerkt: bel even op als je iemand over persoonlijke dingen hebt ondervraagd om te horen of er reacties zijn geweest en geef door welke je zelf hebt gekregen. Bij de basis van het televisie maken hoort – zo zien deze auteurs het -overtuigingskracht gebaseerd op vakmanschap, gemotiveerd door eigen opinies en emoties.
De doelbewuste keuze die is gemaakt om grondig in te gaan op en te pleiten voor de productie van televisiedrama als dominant, geliefd maar ook zeer risicodragend aspekt van het vak spreekt hier letterlijk boekdelen. De activerende en heldere, maar tegelijkertijd relativerende en bescheiden toonzetting van dit leerboek geschreven door twee doorgewinterde vakmensen met een jarenlange ervaring deed me denken aan een regel uit ‘Zen en de kunst van het boogschieten’: ‘De grootste vreugde van de leermeester zijn de leerlingen, die er in slagen hem te overtreffen’. Beide schrijvers hebben jarenlang met leerlingen gewerkt en duidelijk met zoveel enthousiasme, dat ze als leermeesters dit boek wilden maken. Moge het hen vele talentvolle leerlingen brengen.
Denkend aan die Palestijnse jongens met hun videocamera’s en andere gedrevenen, die ons via hun camera-oog willen laten meeleven – en misschien ook aan al die toegewijde videoamateurs, die bij duizenden hun feesten en partijen verslaan – heb ik nog een wens: Meesters, schrijf ook nog eens een basisboekje ‘Maak het zelf televisie’ ! (…)
-
FILM en TV-MAKER, juni 1990
‘EEN SCHAT VAN INFORMATIE’GOEDE VOORBEREIDING IS HET HALVE WERK
(…) Bij het maken van een televisieproduktie komen duizend-en-één dingen om de hoek kijken. In het binnenkort te verschijnen Basisboek Televisie Maken worden de meest uiteenlopende aspecten van het produktieproces op een heldere manier uitgelegd. Daarom biedt dit nieuwe handboek een schat aan informatie voor aankomende televisiemakers. Bewust hebben de auteurs Ab Revoort en Eric Oosthoek zich beperkt tot het regisseren en produceren van videoprogramma’s, omdat volgens hen in de nabije toekomst bij de omroep vrijwel alleen nog maar met videotape zal worden gewerkt. Het boek is duidelijk geschreven vanuit een brede praktijkervaring. Als schot voor de boeg publiceert FTVM alvast enige fragmenten uit het tweede deel waarin de dramaregie wordt behandeld: over het samenstellen van de crew of studioploeg, het casten van een produktie en de waardevolle bijdrage die de casting-director kan leveren. Aan de orde komen het wijdverbreide misverstand dat de crew van een prestige-produktie groot moet zijn, het belang van goede werkafspraken, de negatieve invloed van een ontluikende liefde tussen de regisseur en een speler, en nog veel meer.De altijd weer oplaaiende discussies tussen film- en televisiemakers over de kwaliteits-verschillen tussen film en televisie, en het veel voorkomende dédain van de ‘grote’ filmwereld voor die ‘beeldenfabriek’ in het Gooi, zijn zinloos en getuigen van weinig inzicht. Er worden zonder enige twijfel regelmatig slechte televisieprogramma’s gemaakt, en zo worden er met dezelfde regelmaat slechte en weinig ambachtelijk gemaakte speelfilms uitgebracht. In beide gevallen ligt dat niet aan het medium, de drager of de distributiewijze, maar aan de verantwoordelijke makers. De keuze tussen film en video als drager voor een produktie wordt bepaald door persoonlijke voorkeur, werkomstandigheden en technische en economische ontwikkelingen. Binnen de omroep heeft film als drager vergeleken met video nog maar een beperkt aandeel, dat echter voorlopig zal blijven bestaan. Een filmcamera is een mechanisch apparaat dat onder vrijwel alle omstandigheden blijft werken. Pas de oliesoort aan aan de temperatuur en een filmcamera draait op de Noordkaap en in de Sahara. Daar hoef je met videoapparatuur niet aan te denken, gevoelig als die is voor schokken, stof en temperatuurverschillen. Voor de onder moeilijke omstandigheden in het buitenland gedraaide documentaire, voor sommige nieuwsitems en voor de met film opgevoede en solistisch opererende ‘onafhankelijke televisiemaker’ zal daarom film de aangewezen drager blijven, verder zal er binnen de omroep in de nabije toekomst vrijwel alleen nog maar met videotape gewerkt worden. Voor je aan het samenstellen van de crew of de studioploeg toekomt zal je daarom eerst een aantal programmatische keuzes gemaakt moeten hebben. Crewleden hebben hun specialisaties en hun voorkeuren. Zo goed als er televisieregisseurs zijn die geloven dat film de enige fatsoenlijke drager voor een drama-produktie is, zo zijn er ook ervaren filmmensen die de voordelen van video onderkennen en wel degelijk in staat zijn de kwaliteit uit dat medium te halen die erin zit. Het met een speelfilmcrew aan video-dramaprodukties werken is zo langzamerhand een geaccepteerde methode, en zeer aan te bevelen. Natuurlijk zijn er altijd wel problemen en kinderziektes op te lossen, maar de fabels als ‘video is keihard’, ‘video betekent een zwembad vol licht’ en ‘video is langzaam’ verhuizen langzaam naar de achtergrond. Afgezien van de vraag of je op film of video gaat werken is het essentieel of je eencameratechniek, meercameratechniek of een mengvorm van beide gaat gebruiken. Kies je voor meercameratechniek, dan moet je je vervolgens afvragen of je met filmcameramensen en second-units wilt werken, of met televisiecameramensen en simultaan geschakeld. Natuurlijk geldt hier dat de keuze tussen het gebruik van eencameratechniek en meercameratechniek bepaald hoort te worden door de aard van het programma en de doelstelling die de programmamaker met het programma heeft. Een comedy is door zijn tempo, stilering, eenheid van tijd, plaats en handeling, zijn studio-setting en het feit dat de meeste opdrachtgevers kiezen voor opnames met publiek bij uitstek geschikt voor meercameratechniek. Bij serieus televisiedrama is er meestal behoefte aan identificatiemogelijkheden met de spelers, zodat hier meestal voor een-cameratechniek gekozen wordt. Een dergelijke filmische manier van opnemen bied je de mogelijkheid om dichter tegen de as te werken en effectiever gebruik te maken van cameravoering en licht. Vaste wetten bestaan er op dit gebied echter niet. De ervaring wijst uit dat de meeste regisseurs kiezen voor een eigen manier van werken en voor bepaalde medewerkers. Hoewel je met plezier en met uitstekend resultaat met meercameratechniek in de studio kunt opnemen, ontwikkelen de meeste dramaregisseurs door de jaren heen toch een voorkeur voor eencameratechniek op locatie. Shot voor shot opnemen dus, met master- of triple-take-techniek, met een director of photography – een cameraman die tevens verantwoordelijk is voor het licht -, en meestal met direct geluid. Het enige dat een dergelijke dramaproduktie onderscheidt van de bij speelfilm gebruikte technieken is de gebruikte drager, de videotape.
Natuurlijk zijn bij het samenstellen van een ploeg ook inhoudelijke overwegingen uiterst belangrijk. Is een artdirector uiterst geboeid door het script, heeft de geluidsman grote ervaring met soortgelijke produkties, garandeert de keuze van een cameraman een soepele omgang met de spelers of levert samenwerking met een vaste editor een grotere kans op een goede decoupage, het zijn allemaal zaken die uiterst persoonlijk en subjectief zijn, maar die de kwaliteit van een produktie aanzienlijk kunnen beïnvloeden. Praktische punten bij het samenstellen van een crew zijn de beschikbare tijd en de financiële ruimte. Uitgebreide voorbereiding van art-director, cameraman, geluidsman, kleding en make-up department zijn gewenst, maar niet altijd betaalbaar. Goede voorbereiding van regisseur en editor echter is absoluut noodzakelijk, komt de kwaliteit van het programma ten goede en spaart tijd in de dure eindafwerking. Een wijd verbreid misverstand is dat de crew van een prestige-produktie groot moet zijn. Natuurlijk moeten alle koplopersfuncties bezet zijn met mensen die hun volledige werktijd in die ene discipline kunnen investeren, maar soms is een combinatie van functies nuttig en wenselijk. Zo is bij kleinschalige produkties met enkele acteurs op één locatie soms een koppelfunctie tussen kleding en rekwisieten, of tussen regie-assistentie en opnameleiding mogelijk en zinvol. Realiseer je dat iedereen die op de set rondloopt aandacht vraagt, geld kost, en zich gaat vervelen als er niets voor hem of haar te doen is. Een grote crew met veel halfoverbodige regie-assistenten wordt log en moeilijk hanteerbaar, werkt inefficiënt en kan een bron van irritatie worden voor diegenen die zich wèl in het zweet werken. Overweeg daarom voor iedere in aanmerking komende functie of ze noodzakelijk is, maar zet dat altijd af tegen het gevaar dat ieder individueel crew lid bedreigd: dat van absolute uitbuiting. Als het aan de gemiddelde producent ligt bestaat een crew uit een minimaal aantal mensen dat zeven dagen per week achttien uur per dag werkt!
Wanneer de crew is samengesteld, is het erg belangrijk dat je met ieder individueel crewlid duidelijk afspraken maakt over zijn taakinvulling en de onderlinge werkverhoudingen. Zelfs wanneer je werkt met een crew die al vele malen samen een produktie gedaan heeft, is het niet onzinnig je wensen weer in herinnering te brengen. Tussen de vorige keer dat die ploeg met jou gewerkt heeft en nu, zitten meestal vele andere regisseurs die allemaal hun eigen wensen, gewoontes en gektes hebben. De noodzaak van het maken van goede werkafspraken leer je onmiddellijk wanneer je meemaakt dat goed bedoelende crewleden zich in werkpauzes met je spelers gaan bemoeien en hun ongevraagd adviezen of meningen gaan geven betreffende hun spel. Spelers op een set kunnen kwetsbaar zijn en onzeker, onhandige opmerkingen van derden kunnen een acteur danig in de war brengen en je een halve dag achterop helpen! In datzelfde vlak is het zinvol met je producer afspraken te maken over werktijden en vrije dagen, catering en verzorging, vervoer en onderdak. Het bezuinigen op hotelkamers door mensen bij elkaar te stoppen kan geld opleveren, maar ook een hoop ellende!
Wanneer er aanvaardbare en duidelijke werkomstandigheden zijn, er ruimte is voor een beetje privacy, een produktie goed is van eten, drinken en slapen, is de basis voor goede samenwerking meestal al gelegd. Als je bovendien als regisseur je crewleden laat merken dat je graag met hen wilt werken omdat ze vakmensen zijn en omdat je hen aardig vindt, zullen ze zich volledig en tot het uiterste inzetten voor het welslagen van de produktie.
Belangrijk bij het casten van spelers is dat je in deze fase volstrekte duidelijkheid hebt over je regieconcept en de daarbij horende rolopvattingen. Wees ook nooit gemakzuchtig bij het casten, want een goede cast bepaalt in hoge mate de kwaliteit van je produktie. Maak er een gewoonte van eerst met spelers te praten, en hen pas daarna een script te laten lezen. Het lezen van scripts is moeilijk, en nodigt uit tot eigen interpretaties. Op het moment dat jij eerst jouw versie van het verhaal verteld hebt, zal het script met die ogen gelezen en ge-interpreteerd worden. Mensen met wie je nog niet eerder gewerkt hebt, moet je eerst zelf gaan opzoeken. Een persoonlijke kennismaking toont dat je bereid bent om in iemand te investeren. Bovendien geeft het je een goede gelegenheid een indruk te krijgen van iemands verschijning en karakter. Zorg bij een dergelijk gesprek in ieder geval dat je op de hoogte bent van het werkverleden van je gesprekspartner en dat je enkele van diens voorstellingen of produkties gezien hebt.Het is logisch en verstandig om bij het casten te beginnen met de voor jou belangrijkste karakters uit het scenario. Vervolgens groepeer je de rest van de cast om hen heen, want van de keuze van je hoofdrolspelers hangt de samenstelling van de rest van de cast grotendeels af. Geef in de gesprekken die je met kandidaatspelers voert een zo duidelijk mogelijk beeld van jouw versie van het verhaal en van jouw beelden en fantasieën bij de onderhavige rol. Licht hen bovendien in over je ideeën betreffende de rest van de rolbezetting. Het kan voor een acteur van essentieel belang zijn te weten wie zijn tegenspelers worden, en wat jouw motivatie is om hen te kiezen.
Onderschat de problematiek van de onderlinge verhoudingen in de cast die je samenstelt vooral niet. De meeste Nederlandse acteurs zijn professionals en zijn gewend met elkaar te werken, ook als ze nou niet direct vrienden zijn. In een theater hoeft dat niet onmiddellijk een probleem te zijn, en meestal bij film en televisie ook niet. Toch zijn er vooral in sociaal-realistisch drama situaties te bedenken die onderlinge solidariteit en warmte en respect van spelers voor elkaar noodzakelijk maken. Zo goed als jouw relatie met je hoofdrolspeler inspirerend van aard hoort te zijn, zo goed kan die stimulans ook tussen de spelers onderling aanwezig zijn. Als je denkt dat dat geldt voor de produktie waar je mee bezig bent, probeer dan spelers uit te zoeken die elkaar stimuleren en positief beïnvloeden.
Eindig een eerste gesprek niet zonder de beschikbaarheid van de speler zorgvuldig na te gaan. Werkplanningen veranderen voortdurend en tussen het maken van de afspraak en de afspraak zelf kan er van alles gewijzigd zijn. Het is handig de speler te vragen contact met je op te nemen wanneer hij andere aanbiedingen voor dezelfde periode krijgt. In goed overleg is er namelijk veel mogelijk en op die manier blokkeer je niet bij voorbaat al het andere werk. Tenslotte zijn de meeste acteurs free-lancers, en is het werk niet dik gezaaid.
Als je het gevoel hebt dat je alles verteld en gevraagd hebt wat je wilt, laat je het script achter met het verzoek om het spoedig te lezen en je vervolgens te bellen. Als er na lezing een principe-toezegging volgt, beloof je dat jouw producer contact zal opnemen om tot zakelijke afspraken te komen. In het algemeen is het beste advies om bij het casten op je intuïtie te vertrouwen. Kijk hoe mensen op je overkomen, onthoud de primaire gevoelens die je had bij eerste kennismaking. Probeer door modieus of overdreven gedrag heen te kijken. Wees argwanend bij acteurs die vleien of zich gedragen als een ster maar het niet zijn. Wees ook alert op acteurs die hun politieke ideeën of hun persoonlijke problemen projecteren in hun rol. Acteurs die zich voortdurend kritisch uitlaten over de prestaties van collega’s, of willen meepraten over iedere beslissing van de regisseur, verbergen daarmee vaak hun gebrek aan vakmanschap. Een goed acteur is in staat te luisteren en te kijken, hij moet een fantasierijk voorstellingsvermogen hebben en een zekere uitstraling. Hij moet in staat zijn aanwijzingen te vertalen in handelingen van zijn karakter en hij moet aanpassingsvermogen bezitten. Boven alles geldt: hoe gewoner een acteur is, hoe meer hij een normaal mens is met zijn sterke en zwakke kanten èn hoe meer hij het vermogen heeft dat te laten zien, hoe beter hij speelt.
Dan nu een paar opmerkingen over een de laatste jaren ook in Nederland opkomend instituut, dat van de ‘casting-director’. In het buitenland, waar het aanbod van acteurs gigantisch is, producenten de dienst uitmaken en regisseurs vaak in een dienende functie worden ingehuurd, is de castingdirector een onmisbare schakel tussen regisseur en producent. De laatsten hebben meestal geen gelegenheid zich op de hoogte te stellen van het nieuwe aanbod, en in veel gevallen heeft de regisseur ook niet het laatste woord in het samenstellen van de cast. In zo’n situatie is een casting-director die de markt afstroopt en zeven avonden per week voorstellingen ziet, een uitkomst bij het zoeken naar nieuw talent. Een organisatie als de BBC heeft drie casting-directors in vaste dienst, die als taak hebben het aanbod van nieuw talent te inventariseren en producers en regisseurs van het dramadepartment te adviseren bij de totstandkoming van hun cast. In Nederland ligt de situatie iets anders. Er worden hier gemiddeld per jaar een tien- tot twintigtal lange en korte speelfilms gemaakt en zo’n 100 tot 200 uur televisiedrama. We beschikken voor de casting daarvan over ruim 1500 professionele acteurs en actrices. Als je hoort bij het – helaas – zeer beperkte aantal speelfilm- en dramaregisseurs met een dramaopleiding en theaterachtergrond, heb je een voorsprong en is het mogelijk het acteurs bestand vrij goed te kennen en bij te houden. Je ziet dan ook dat casting-directors vooral werken voor regisseurs die ofwel geen dramaachtergrond hebben, ofwel niet – meer – op de hoogte zijn van wat er zich in de toneelwereld en op de toneelscholen afspeelt. De praktijk leert dat casting van diepgaande invloed is op je produkt. Zeker 75 procent van de kwaliteit van jouw eindprodukt wordt bepaald door de samenstelling en uitstraling van de cast. Omdat het er uiteindelijk altijd om gaat wat er zich vóór de camera afspeelt, zal een ervaren regisseur in principe zijn produkties – al dan niet met hulp van adviseurs – zelf willen casten. Je zal als dramaregisseur het spelers bestand dus goed moeten kennen. Dat betekent veel theaterrecensies lezen, alle Nederlandse speelfilms gaan zien, zo veel mogelijk het Nederlands televisiedrama bijhouden, en uiteraard regelmatig voorstellingen bezoeken, zowel in het vrije circuit, van het gesubsidieerde toneel en het marge theater als op de diverse vakopleidingen. Tot slot van dit gedeelte iets over de verhouding met jouw spelers. Als de casting rond is, kun je beginnen aan het opbouwen van een intensieve relatie met je belangrijkste spelers. Praat veel met elkaar over de rol, het scenario en het leven. Ga samen films zien, lees dezelfde boeken, ga samen wandelen of doe gezamenlijk research. Hoewel een platonisch ‘houden van je acteurs’ bijna onmisbaar is voor een goede relatie tussen regisseurs en spelers, is het aan te bevelen tijdens het produktieproces geen liefdes relatie te beginnen. Het zal je werk negatief beïnvloeden: je concentratie vermindert, je vermogen om eerlijk te oordelen verdwijnt, je zult anderen die gelijke aandacht willen teleurstellen, en de hiërarchische gebruiksrelatie waar je beiden inzit, maakt het alleen nog maar ingewikkelder. Je doet er dus goed aan verliefdheden uit te stellen tot na afloop van de draaiperiode. (…) -
TROUW, 13 juni 1990
‘OOK VOOR LEKEN INTERESSANT’TELEVISIE KAN MEER ZIJN DAN BEWEGEND BEHANG
Fred Lammers‘Voor de knoppen zijn er specialisten. Er blijven genoeg andere dingen over die vragen kunnen oproepen. Daarop hebben wij een antwoord proberen te geven.’
Programmamaker Ab Revoort (50) geeft met deze typering duidelijk aan wat hem en zijn collega van de IKON Eric Oosthoek (42) voor ogen stond bij het samenstellen van het ‘Basisboek Televisie Maken’ dat vanaf vandaag als handboek kan worden gebruikt bij het regisseren en produceren van video-programma’s. Tot nu was men daarvoor aangewezen op Engelstalige uitgaven. Niet dat die taal op onoverkomelijke bezwaren stuit. Het vakjargon bij de televisie is voor een groot deel Engels, maar de aanpak in Nederland verschilt toch danig van de Britse. Ab Revoort: ‘Er is een Nederlands handboek ‘Werken met video’ van Gijs Stappershoef maar dat is bijna twintig jaar oud en op televisie- en videogebied is er sindsdien wel wat veranderd.’ Vandaar dus dit boek, waaraan de twee auteurs enige jaren intensief hebben gewerkt. Het verschijnen ervan mag volgens Ab Revoort zodoende gerust ‘een markant gebeuren’ worden genoemd. Zo denkt Minister d’Ancona er kennelijk ook over, want zij nam gisteravond tijdens een feestelijk samenzijn in de Amsterdamse NOB-studio het eerste exemplaar van het handboek, dat bij Wolters-Noordhoff in Groningen is verschenen en 75 gulden kost, in ontvangst. Dank zij sponsoring door het Ministerie van WVC, het NOB en enige grote bedrijven, die er ook hun voordeel mee hopen te doen, is het er uiteindelijk van gekomen. Wat opvalt is de begrijpelijke taal waarin het allemaal wordt beschreven. Ab Revoort: ‘We hebben het boek opgezet als lesgeven op papier.’ Eric Oosthoek vertelt bijvoorbeeld over het waarom van drama als programmavorm en concludeert: ‘Als je superindividuele kunst wilt bedrijven, kies dan niet voor het medium televisie! Het is uitstekend als een kijker kwaad wordt over iets dat je gemaakt hebt of teleurgesteld of geschokt reageert, als het maar iets bij hem teweegbrengt, als de reactie maar verder gaat dan het blind accepteren van datgene wat wordt aangeboden’. Het regisseren van niet-professionele spelers en kinderen; het bewerken van het materiaal; taak en werkwijze van de diverse figuren die bij een televisie-produktie betrokken zijn; speciale effecten; de psychologie van het interviewen en de research die eraan vooraf gaat; de presentatie en hoe van publiek gebruik te maken, het komt allemaal aan de orde. In het boek wordt ervan uitgegaan dat televisie meer kan zijn dan bewegend behang. ” Voorwaarde daarbij is dan wel dat er programmamakers en omroepdirecteuren zijn die van het medium houden en die iets te melden hebben.’ De opzet van het boek maakt het zelfs voor leken interessant. De 2000 begrippen uit het vakjargon van de televisiemaker die door Eric Oosthoek worden verklaard kunnen elke geïnteresseerde televisiekijker van pas komen. Dat een ‘blonde’ geen televisieschoonheid is maar een lichtarmatuur van twee KiloWatt met een jodium kwarts lichtbron zal slechts ingewijden boeien. Maar de achtergronden van de Emmy Award, sinds 1949 de hoogste Amerikaanse televisieonderscheiding zal ook buitenstaanders boeien. (…)
-
ALGEMEEN DAGBLAD, 13 juni 1990
‘DUIDELIJK EN OVERZICHTELIJK’INTERESSANTE AANPAK
Hans van Reijsen(…) Het interessante betreft vooral de wijze van aanpak. Oosthoek en Revoort schreven hun boek zo duidelijk en overzichtelijk dat iedereen die televisie moet, wil of kan maken er mee uit de voeten kan. Niet alleen dus degenen die al op professionele of half-professionele wijze met televisie bezig zijn, maar ook studenten of docenten aan allerlei opleidingen. Zelfs is het boek zo toegankelijk gemaakt dat een geïnteresseerde en leergierige amateur er zo veel uit kan halen, dat zijn films voor familie- en vriendenkring er misschien wel genietbaarder door worden. (…)
-
HET VRIJE VOLK, 16 juni 1990 – LEIDSCH DAGBLAD, 21 juni 1990
‘STANDAARDWERK MET PERSOONLIJKE SFEER’GEWOON VERHALEN VERTELLEN
Bert Mol(…) Het enige boek dat ooit over het maken van televisieprogramma’s is gemaakt – ‘Werken met Video’ van Gijs Stappershoef – is al sinds ongeveer 1978 uitverkocht, denken zij. Ab Revoort en Eric Oosthoek hebben daarom zichzelf een ijzeren discipline opgelegd en drie jaar lang al hun vrije tijd gestoken in het vijfhonderd pagina’s tellend Basisboek Televisie Maken, dat nu al tot standaardwerk is verheven. De 50-jarige Revoort en de 42-jarige Oosthoek noemen zichzelf ‘vakfanaten’. Revoort was tot vorig jaar dertien jaar lang cursusleider elementaire regie bij Santbergen, het opleidingsinstituut voor de omroepen, tegenwoordig is hij hoofd regie bij de Nederlandse Onderwijs Televisie. Oosthoek is sinds ’77 dramaregisseur, en de laatste acht jaar dramacoördinator bij de IKON. Na een vruchtbare samenwerking bij Santbergen besloot het tweetal een basisboek televisiemaken te produceren. Oosthoek: ‘Er is – op het werk van Stappershoef na dat zelfs nog op zwart-wit is gebaseerd – op dit gebied niets in het Nederlandse taalgebied.’ Vier jaar geleden zijn ze begonnen te schrijven. Met een inhoudsopgave als spoorboekje in de hand gingen ze naar uitgeverij Wolters-Noordhoff, die eerst niet, maar jaren later wel interesse toonde. Oosthoek: ‘Wolters-Noordhoff was bereid 75 percent te financieren. Via sponsoring moesten we zelf proberen de overige 25 percent bijeen te brengen. Het ging om een bedrag van 30.000 gulden. We zijn met grote clubs als Sony, het ministerie van WVC en Philips gaan praten. En dat ging fantastisch. Toen we tien mille bij elkaar hadden zei Wolters-Noordhoff alsnog het heel project te financieren. Dat betekende dat we met het extra geld er een sjiekere uitgave, een mooier boek van konden maken. Het Basisboek Televisie Maken heeft als subtitel ‘het regisseren en produceren van video-programma’s’. Het boek houdt zich strikt bezig met de inhoudelijke kant van de zaak, benadrukken Revoort en Oosthoek. Oosthoek: ‘Het is geen boek over knoppentechnologie, je leert geen camera uit elkaar halen. Het leert je om te gaan met dit medium. Onze beider didactische overtuiging is dat het veel belangrijker is om inhoudelijk te weten hoe je met het medium omgaat, dan wat er aan technische know-how bij komt kijken. Jij moet als regisseur weten wat je met een camera kan. Vervolgens weet de cameraman of de beeldtechnicus wel hoe hij of zij de camera moet slopen, of wat dan ook. Het boek, dat 95 gulden in de boekhandel gaat kosten maar bij voorintekening twintig gulden goedkoper is, is bedoeld voor drie groepen gebruikers: de professionele programmamaker in Hilversum, de televisemakers van de lokale en regionale omroep, en de serieuze video-amateur, die verder gaat dan alleen de registratie van baby’s ontwikkelingen. Oosthoek: ‘Er zijn in Nederland 2500 serieuze video-amateurs verenigd in de NOVA, die ieder jaar een speelfilm maken. Die mensen hebben hele hoge ambities, hebben behoefte aan een boek dat hen inhoudelijk leert hoe het moet. Verder is het werk bedoeld voor die 75 mensen per jaar die van fIlmacademie afkomen, maar ook voor de vele vrijwilligers van de kleine honderd lokale en regionale omroepen die op televisiegebied actief zijn, en die absoluut geen referentiekader hebben. Ik heb voor WVC een omscholingscursus voor drama en audiovisuele docenten geleid. Ik heb de cursus een aantal keren gegeven. Elke keer kwamen er 120, 130 man op af. Er konden maar twaalf geplaatst worden.. De belangstelling wordt groter en groter, omdat boven die mediamarkt een hoop geld hangt, en iedereen in die sector aan de slag wil.’ (…) Anders dan bijvoorbeeld een boek over de technologie die bij televisie maken om de hoek komt kijken is voor het Basisboek Televisie Maken geen voorkennis nodig, menen Oosthoek en Revoort. ‘De professionele programmamaker in Hilversum, de semi-prof of de serieuze video-amateur in Groningen willen inhoudelijk alle drie hetzelfde doen. Zij willen een verhaal vertellen, iets mededelen in de vorm van drama, actualiteiten of wat dan ook. Hoe pak je dat dan aan, hoe ontwikkel je het script, hoe moet het eruit komen te zien? Dat moeten alle drie zich afvragen, voor ieder is dat gelijk.’ Het tweetal maakt er geen geheim van dat het boek een persoonlijke sfeer ademt. Revoort: ‘Ik word des duivels als ik een intensief gesprek op televisie volg, en ik krijg volgens de camera-instellingen niet anders te zien dan twee kleine poppetjes die ik in profiel tegen elkaar zie praten. Ik zie dat die fout avond aan avond gemaakt wordt. Ik ben zover weg met de camera van wat er gebeurt. Ik vind dat het heel ‘close’ zou moeten zijn, waarbij je iemand recht in het gezicht kijkt, waarbij je kunt zien wat iemand bedoelt. Maar je ziet dezelfde opstelling. Zonde, want je dondert de kijker een kilometer achteruit.’
Oosthoek: ‘Dat is ook mijn verhaal. Ik sta een bepaalde aanpak voor. Ik realiseer me dat andere dramaregisseurs voor een andere aanpak kiezen. Maar er worden ook produkties gemaakt die ik niet zou willen maken. Dat heb je altijd. Maar er bestaan standaards. Eerst moet je weten hoe je een gewoon verhaal voor de camera moet vertellen. Als je die kunst machtig bent, dan kun je een kousje voor de lens houden, of de camera scheef houden, als je vindt dat dat meerwaarde geeft. Je moet eerst gewoon overdracht kunnen plegen. (…) -
AMERSFOORTSE COURANT, 1 september 1990
‘MAKKELIJK TE LEZEN’(…) Om erachter te komen wat nu een limiter, een catwalk en een minibrute is, of om te weten wat men onder kuchknop, set-up, captatie of postproduktie verstaat, kan men de omvangrijke verklarende begrippenlijst in het ‘Basisboek Televisie Maken’ raadplegen. Naast deze alfabetische uitleg van ruim 2000 termen uit het vakjargon, belicht het eerste Nederlandstalige handboek op het gebied van televisie maken de elementaire regie en de dramaregie. Onderwerpen als de infrastructuur van de televisiestudio, het filmen op locatie, montage, decorontwerp en belichting als ook het schrijven van een script, het werken met kinderen en figuranten, het maken van werkschema’s en de werkmethodiek van een dramaregisseur komen aan bod. De auteurs en de samenstellers van het boek, Eric Oosthoek en Ab Revoort, geven in duidelijke bewoordingen de beginnende programmamaker inzicht in de organisatorische en inhoudelijke processen die noodzakelijk zijn voor de totstandkoming van een televisieproduktie. Het ruim vierhonderd pagina’s tellende boek is makkelijk te lezen, waardoor het bij uitstek geschikt is voor zowel beroeps- als voor beginnende televisiemakers en verder voor iedereen die zich tot het medium televisie voelt aangetrokken. (…)
-
SPREEKBUIS, september 1990
‘PERSOONLIJKE OBSERVATIES’GROOT RESPECT VOOR DE AMBACHTELIJKE KANT VAN HET VAK
Bob Ris(…) Ab Revoort en Eric Oosthoek zijn al jarenlang nauw betrokken bij het opleiden van televisiemakers in Nederland. Ab Revoort als kursusleider van het voormalig opleidingsinstituut Santbergen, Eric Oosthoek voornamelijk als docent drama (hij is dramareglsseur bij de IKON). Zij werden telkens geconfronteerd met het feit dat er in de Nederlandse taal geen behoorlijk leerboek bestaat op het gebied van elementaire televisie- en dramaregie. Dus, zo schrijven de makers eenvoudig, ‘besloten wij op een gegeven moment dat boek zelf maar te gaan schrijven’. Dat uitgangspunt drukt zijn stempel op het hele werk: het lijkt geen andere pretentie te willen hebben dan een handboek te zijn voor iedereen die zich met het televisievak bezighoudt. Het boek bestaat uit twee delen plus een aanhangsel. Het eerste deel, elementaire regie, is geschreven door Ab Revoort. Wat opvalt is dat het vooral zo praktisch is. Recht voor zijn raap, met als bedoeling een aantal lastige begrippen helder uit te willen leggen, neemt hij de lezer aan de hand mee. Van registratieformaten tot kap en grime, van lenzen tot driepuntsbelichting voert hij ons door een wereld die ineens heel eenvoudig en overzichtelijk lijkt. Het is als met goede voetballers: als je het ziet, lijkt er niets aan. (…) Je herkent de geroutineerde docent die er altijd al plezier in had ingewikkelde problemen tot begrijpelijke proporties terug te brengen. De vijf hoofdstukken die hij behandelt zijn: basiselementen van televisietechniek, de vormgeving van het beeld, de vormgeving van het geluld, de vormgeving vóór de camera en ten slotte programmasoorten In de praktijk. Het is, maar dat geldt ook voor het gedeelte van Eric Oosthoek, een boek als een kursus: het leidt je als Alice door Wonderland. De redegeving van de beslissing om zowel elementaire regie als dramaregie in één boek te verenigen (bij drama regie komen alle aspecten van alle andere programmasoorten aan de orde), lijkt heel plausibel, maar de voornaamste reden zal natuurlijk toch geweest zijn dat de beide schrijvers elkaar al jaren goed kennen, graag samenwerken en derhalve samen dit plan hebben bedacht. Vaker nog dan bij het eerste deel, heb je bij het deel van Eric Oosthoek eerder het gevoel les te krijgen over de beginselen van het televisiedrama dan er een boek over te lezen. Dat komt vooral tot uiting in het laatste stuk, waarin hij als het ware op papier het gehele produktieproces van een videodrama stap voor stap volgt. Hij spreekt de lezer daar ineens aan in de tweede persoon enkelvoud, wat een heel direct effect heeft. Oosthoek heeft er absoluut geen moeite mee hier en daar zijn leerzame verhandelingen te doorspekken met uitermate persoonlijke observaties. Zo heeft hij weinig goede woorden over voor het werk van de Nederlandse dramaturgen (de goede niet te na gesproken) die eind jaren zeventig en begin jaren tachtig een buitengewoon vervlakkende invloed hebben gehad op het Nederlandse televisiedrama, door vrij klakkeloos het Amerikaanse model van schrijverscollectieven te imiteren. ‘Er werd’, schrijft Oosthoek, ’tijdens die fout gekopieerde mode volstrekt voorbij gegaan aan het feit dat de Amerikaanse collectieven vrijwel altijd bestaan uit mensen uit eenzelfde ‘schrijversschool’, die elkaar goed kennen, een gezamenlijke stijl hebben ontwikkeld en intensief samenwerken met het regie- en produktieteam.’ Ondanks die uitstapjes, die de leesbaarheid overigens zeer ten goede komen, behandelt Oosthoek systematisch de vele facetten van het vak van dramaregisseur en legt hij buitengewoon helder de verschillen tussen de diverse genres en hun ontstaansgeschiedenis uit. Uit elke pagina bijkans blijkt het grote respect voor de ambachtelijke kant van het vak. Franje en poppenkast zal men in deze verhandeling niet aantreffen, voor sappige verhalen moet men in andere schappen van de boekhandel zijn. Diverse specialisten uit het vak hebben een controlerend oog over de teksten laten gaan en waar nodig correcties geadviseerd. Het zal de kwaliteit alleen maar ten goede zijn gekomen. (…)
-
VIDEOVISIE, september 1990
‘EEN BELEVENIS’(…) Er verschijnen in Nederland maar zelden boeken over video en televisie. Het uitkomen van het Basisboek televisie maken van Eric Oosthoek en Ab Revoort is dan ook een belevenis. Het bij Wolters Noordhof verschenen leerboek kreeg als ondertitel mee: Het regisseren en produceren van videoprogramma’s, en het boek van ruim 400 pagina’s maakt de benaming basisboek volledig waar. (…)
-
AV PROF, september 1990
‘EEN ABSOLUTE MUST’STERK BOEK OVER TELEVISIE MAKEN
Dick Versteeg(…) Niemand weet waarom het zo lang heeft moeten duren, maar de vaderlandse omroepwereld heeft dan nu eindelijk een heus handboek voor het regisseren en produceren van video-programma’s. Tot nu toe moest men het in deze sector doen met buitenlandse vakliteratuur. Omdat de vraag naar een deugdelijk op de Nederlandse situatie toegesneden leerboek steeds meer toeneemt en zij daar in hun dagelijkse werk zelf ook sterke behoefte aan hadden, besloten de programmamakers Eric Oosthoek en Ab Revoort het heft dan maar zelf in handen te nemen. Drie jaar lang research en schrijfwerk staken zij in het ‘Basisboek televisie maken’, dat door uitgeverij Wolters Noordhoff op de markt is gebracht. Het is een opmerkelijk werkstuk geworden, waarin de zaken op buitengewoon heldere wijze worden neergezet. De auteurs hebben het handboek toegeschreven naar aankomende regisseurs die willen gaan werken in de professionele en semi-professionele omstandigheden bij zowel de landelijke, regionale of lokale omroep. Bovendien is de leerstof interessant voor studenten regie aan de diverse vakopleidingen, maar ook voor de autodidact. Het handboek bevat een elementair en een specialistisch deel. In het eerste deel behandelt Ab Revoort als eerste oriëntatie een aantal basisprincipes van het vak van televisieregisseur. Verder worden de principes van de beeld- en klanktaal, de vormgeving voor de camera en de verschillende programmasoorten aangesneden. Het tweede deel is geschreven door Eric Oosthoek en gaat uitgebreid in op dramaregie. Het handboek wordt afgesloten met een uiterst handzaam overzicht waarin het vakjargon van de televisiemaker wordt gedefinieerd. De ‘subtractieve methode’ en een ‘jump-cut’ worden haarfijn beschreven in dit overzicht dat om en nabij de tweeduizend begrippen omvat. De auteurs zijn zichtbaar niet over één nacht ijs gegaan. Al het educatieve materiaal is dan ook uitvoerig getest in de les- en cursuspraktijk van beiden. Een groep omroepspecialisten heeft het tweetal bovendien uitvoerig begeleid. Wie zich uitgebreid wil verdiepen in de essentie van videoprodukties: het overdragen van een visie, van verstrooiing of informatie, zal de in dit boek behandelde stof likkebaardend tot zich nemen. In zijn opwekking op de achterflap van het boek spreekt Aad van den Heuvel over ‘een absolute must voor iedereen die houdt van het medium televisie’. Hij heeft het grootste gelijk van de wereld. (…)
-
NIEUWSTRIBUNE, 18 oktober 1990
‘UNIEK BOEK, OOK VOOR AV-OPDRACHTGEVERS’(…) Met het ‘Basisboek Televisie maken’ heeft Wolters-Noordhoff onlangs een voor Nederland uniek boek op de markt gebracht. (…) Het werk is in een eenvoudige stijl en prettig leesbaar geschreven. Talloze foto’s en tekeningen illustreren de praktijkvoorbeelden. (…) Ook voor potentiële opdrachtgevers van audiovisuele produkties kan het een handig boek zijn. Het verschaft een goed inzicht in het produktieproces en geeft gedetailleerd de handelingen weer die noodzakelijk zijn om tot een verantwoorde audiovisuele produktie te komen. Gewapend met deze kennis van zaken zal een opdrachtgever met meer zelfvertrouwen kunnen communiceren met de programmamaker (…)
-
DE JOURNALIST, 22 oktober 1990
‘IMPONEREND’(…) Imponerend handboek voor mensen die televisie of video willen maken, het eerste in onze taal sinds lange tijd, heel het moeizame proces nauwkeurig uitgelegd. Met tot slot een soort woordenboek van 2000 begrippen uit het vakjargon. (…)